ebook img

Voortgangsrapportage 'Energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland 2013-2014' PDF

0.26 MB·Dutch
Save to my drive
Quick download
Download
Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.

Preview Voortgangsrapportage 'Energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland 2013-2014'

Voortgangsrapportage Energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland 2013 – 2014 Richtlijn 2009/28/EG In opdracht van het ministerie van Economische Zaken 2 | Energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland 2013 – 2014 Voorwoord 1 In het kader van artikel 22 van de Richtlijn 2009/28/EG (hierna: Richtlijn hernieuwbare energie) dient de minister van Economische Zaken elke twee jaar een verslag aan te leveren over de voortgang die is geboekt bij het bevorderen en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen. De voorliggende derde voortgangsrapportage dient uiterlijk 31 december 2015 aan de Commissie te worden toegezonden. Dit rapport voldoet aan het model dat door de Europese Commissie op 30 juni 2009 is vastgesteld. 2 Voor een eventuele toelichting op tabellen en getallen wordt verwezen naar het model . Beschrijving bestaand of nieuw beleid Deze rapportage geeft de voortgang voor de jaren 2013 en 2014. De resultaten zijn het effect van toen geldend beleid en maatregelen. In deze voortgangsrapportage is aandacht voor het Energieakkoord dat september 2013 werd ondertekend. Ruim veertig organisaties, waaronder de overheid, werkgevers, vakbeweging, natuur- en milieuorganisaties, andere maatschappelijke organisaties en financiële instellingen, verbinden zich aan het Energieakkoord voor duurzame groei. Kern van het akkoord zijn breed gedragen afspraken over energiebesparing, schone technologie en klimaatbeleid. Uitvoering van de afspraken moet resulteren in een betaalbare en schone energievoorziening, werkgelegenheid en kansen voor Nederland in de schone technologiemarkten. Effecten van het Energieakkoord op de realisatie van het aandeel hernieuwbare energie in 2013 en 2014 zijn nog beperkt. Grafieken en tabellen De gebruikte getallen over 2013 en 2014 in deze rapportage zijn verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa). In deze rapportage is in de cijfers rekening gehouden met een revisie van de energiestatistiek die het CBS in het voorjaar van 2015 heeft doorgevoerd. Deze revisie heeft met terugwerkende kracht ook gevolgen voor de cijfers over de jaren 2009 tot en met 2014. De getallen voor de steunregelingen voor hernieuwbare energie onder vraag 3 zijn afkomstig van het ministerie van Economische Zaken en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Waar andere bronnen zijn gehanteerd is dit in de tekst of via een verwijzing vermeld. 1 Richtlijn 2009/28/EG van het Europese Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG. 2 http://ec.europa.eu/energy/renewables/reports/2011_en.htm. Energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland 2013 – 2014 | 3 4 | Energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland 2013 – 2014 Inhoudsopgave H 1 Energie uit hernieuwbare bronnen: stand van zaken 2014 6 H 2 Energiebeleid Rutte II op hoofdlijnen 7 H 3 Beantwoording vragen modelrapport 8 Vraag 1 Aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in 2013 en 2014, per sector en in totaal 8 Vraag 2 Maatregelen die in 2013 en 2014 op nationaal niveau zijn genomen en/of gepland om de groei van energie uit hernieuwbare bronnen te bevorderen 13 Vraag 2a Vooruitgang bij het beoordelen en verbeteren van administratieve procedures 17 Vraag 2b Garanties voor de transmissie en distributie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en regels voor kostenverdeling netkoppeling en netversterking 18 Vraag 3 Steunregelingen en andere maatregelen voor hernieuwbare energie 19 Vraag 3.1 De wijze waarop de elektriciteit waarvoor steun wordt verleend, aan de eindafnemers wordt toegewezen 23 Vraag 4 Steunregelingen rekeninghoudend met toepassingen van energie uit hernieuwbare bronnen die aanvullende voordelen opleveren 24 Vraag 5 Systeem van garanties van oorsprong 25 Vraag 6 Ontwikkelingen in de beschikbaarheid en gebruik van biomassa voor energie 26 Vraag 7 Wijzigingen in grondstofprijzen en landgebruik 28 Vraag 8 Aandeel biobrandstoffen uit afval, residuen, non-food cellulosemateriaal en lignocellulosisch materiaal 29 Vraag 9 Impact van de productie van biobrandstoffen en vloeibare biomassa op de biodiversiteit, de watervoorraden en de water- en bodemkwaliteit 30 Vraag 10 Raming broeikasgasemissiereducties door hernieuwbare energie 31 Vraag 11 Overschot/tekort aan productie van energie uit hernieuwbare bronnen tot 2020 32 Vraag 12 Raming van het aandeel biologisch afbreekbaar afval in het voor de energieproductie gebruikte afval 33 Bijlage 1 Factsheet Energieakkoord voor duurzame groei 34 Bijlage 2 Revisie Hernieuwbare Energie 2015 36 Bijlage 3 G egevens hernieuwbare energie 2009 t/m 2012 (na revisie) 40 Energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland 2013 – 2014 | 5 Hoofdstuk 1 Energie uit hernieuwbare bronnen: stand van zaken 2014 Het bindend streefcijfer voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie in 2020 bedraagt voor Nederland 14%. De Nederlandse energiesituatie in 2014 kenmerkt zich door een primair energieverbruik van 3.039 petajoule. Grote bronnen van energie zijn aardgas (1.199 petajoule), aardolie (1.196 petajoule) en kolen (379 petajoule). Hernieuwbare energiebronnen leveren in 2014 een bijdrage van 136 petajoule. In Figuur 1 wordt weergegeven hoe het primaire energieverbruik is verdeeld over de verschillende bronnen. Het aandeel hernieuwbare energie is volgens de Richtlijn hernieuwbare energie gebaseerd op het finaal energetisch energieverbruik. In 2014 was dit 1.993 petajoule, wat vooral door het warme weer aanmer- kelijk minder was dan de 2.192 petajoule in 2013. Het finaal verbruik van hernieuwbare energie in 2014 was 110 petajoule en is daarmee gestegen ten opzichte van 2013 (105 petajoule) en 2012 (103 petajoule). Door deze ontwikkelingen steeg het aandeel hernieuwbare energie in 2014 naar 5,5 procent, aanzienlijk meer dan de 4,8 procent in 2013. Het indicatieve streefcijfer voor Nederland voor de periode 2013 – 2014 bedraagt 5,9 procent. De realisatie in de periode 2013 – 2014 blijft enigszins achter bij het indicatieve streefcijfer. 3 Figuur 1: Primaire energieverbruik Nederland 2014: totaal 3.039 PJ Kernenergie Afval/overig Hernieuwbare energie 39 PJ 42 PJ 136 PJ Kolen 379 PJ Aardgas 1.199 PJ Aardolie 1.196 PJ Elektriciteit (netto import) 48 PJ 3 Bron CBS Statline 6 | Energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland 2013 – 2014 Hoofdstuk 2 Energiebeleid Rutte II op hoofdlijnen Op 5 november 2012 trad het kabinet Rutte II aan. In het regeerakkoord dat op 29 oktober 2012 werd gepresenteerd heeft het kabinet de lijnen uitgezet voor een ambitieus en stabiel duurzaam energiebeleid. Om de ambities te halen moet fors geïntensiveerd worden. Het kabinet heeft voldoende financiële middelen beschikbaar gesteld om een aandeel van 14% hernieuwbare energie in 2020 en een aandeel van 16% in 2023 te kunnen realiseren. Prioriteit ligt bij de inzet van een slimme en efficiënte mix aan beleidsinstrumenten, zodat de doelstelling tegen zo laag mogelijke kosten gerealiseerd kan worden. Om een stabiel investeringsklimaat op de korte en lange termijn te creëren heeft het kabinet in september 2013 een Energieakkoord gesloten met meer dan 40 partijen waaronder werkgevers, werknemers, natuur- en milieuorganisaties, energiebedrijven, decentrale overheden en belangenorganisaties. Met het Energieakkoord nemen betrokken partijen gezamenlijk de verantwoordelijkheid op zich om te komen tot grote investeringen die gaan leiden tot een aandeel hernieuwbare energie van 14% in 2020 en 16% in 2023. In het Energieakkoord zijn onder andere afspraken gemaakt over kostendaling door innovatie, stapsgewijze uitrol van wind op land en wind op zee, een beperking van de bij- en meestook van biomassa en stimulering van lokale opwekking van duurzame energie. De komende jaren wordt 3.450 megawatt wind op zee aanbesteed. Voor wind op land zijn met de provincies afspraken gemaakt over het realiseren van 6.000 megawatt operationeel windvermogen in 2020. De stimulering van bij- en meestook van biomassa wordt beperkt tot 25 petajoule biomassa. Aan de bij- en meestook zullen strenge duurzaamheidscriteria worden verbonden. Lokale opwekking van duurzame energie wordt gestimuleerd met een korting van 7,5 €ct/kWh op de energiebelasting. Voor de uitvoering van het Energieakkoord is een implementatieplan met acties opgesteld. Om de voortgang in de uitvoering van de acties te waarborgen is een governance structuur afgesproken, waarbinnen alle partijen die het akkoord hebben ondertekend actief participeren. Een uitgebreide beschrijving van de maatregelen zoals afgesproken in het Energieakkoord is opgenomen in Bijlage 1. De SDE+ regeling is en blijft het belangrijkste instrument om het aandeel hernieuwbare energie op een kosteneffectieve wijze te stimuleren. Sinds de start van de SDE+ is de Rijksoverheid voor een bedrag van bijna € 10 miljard aan verplichtingen aangegaan. De uitgaven voor de uitrol van hernieuwbare energie bedroegen € 650 miljoen in 2013 en € 600 miljoen in 2014 en lopen daarna op tot ongeveer € 3 miljard in 2023. De uitgaven voor 2014 zijn lager uitgevallen dan geraamd in de rapportage over de jaren 2011 – 2012 vanwege de vertraging van enkele grote wind op zee parken. De SDE+ uitgaven worden deels gefinancierd uit de algemene middelen en deels uit de opslag op de energierekening die in 2013 is ingevoerd. De Topsector Energie blijft met financiële middelen innovatie bevorderen om daarmee de energiesector te versterken en kostenreducties van duurzame energietechnologieën te realiseren. Ook de Green Deal aanpak wordt voortgezet. Het instrument is gericht op het wegnemen van knelpunten, bijvoorbeeld in wet- en regelgeving, het verzorgen van een goede en objectieve informatievoorziening en het tot stand brengen van goede samenwerkingsverbanden. Op deze manier komen kansrijke projecten alsnog tot stand. Het beleid is er ten volle op gericht om de hernieuwbare energiedoelstellingen voor 2020 te realiseren. De toepassing van samenwerkingsmechanismen is daarom vooralsnog niet aan de orde. Mocht op een later moment blijken dat Nederland een tekort zou hebben, dan worden samenwerkingsmechanismen overwogen om dit tekort op te vangen. Als voorbereiding op de mogelijke inzet van samenwerkings- mechanismen is de Algemene Maatregel van Bestuur SDE eind 2014 aangepast zodat buitenlandse projecten in aanmerking kunnen komen voor SDE-subsidie. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat het politieke draagvlak voor de inzet van samenwerkingsmechanismen zeer klein is. Energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland 2013 – 2014 | 7 Hoofdstuk 3 Beantwoording vragen modelrapport Vraag 1. Aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in 2013 en 2014, per sector en in totaal Aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in 2013 en 2014, per sector en in totaal. Het aandeel hernieuwbare energie is volgens de Richtlijn hernieuwbare energie gebaseerd op het finaal energetisch energieverbruik. In 2014 was het totale energetisch eindverbruik 1.993 petajoule, wat vooral door het warme weer aanmerkelijk minder was dan de 2.192 petajoule in 2013. Het finaal verbruik van hernieuwbare energie was 110 petajoule en is daarmee gestegen ten opzichte van 2013 (105 petajoule) en 2012 (103 petajoule). Door deze ontwikkelingen steeg het aandeel hernieuwbare energie in 2014 naar 5,5 procent, aanzienlijk meer dan de 4,8 procent in 2013. Het indicatieve streefcijfer voor Nederland voor de periode 2013 – 2014 bedraagt 5,9 procent 4. De realisatie in de periode 2013 – 2014 blijft enigszins achter bij het indicatieve streefcijfer. Tabel 1: Aandeel energie uit hernieuwbare bronnen per sector (elektriciteit, verwarming en koeling, 5 vervoer) en in het totale bruto-eindverbruik van energie 2013 2014 HEB-Verwarming & Koeling (%) 4,1 5,2 HEB-Elektriciteit (%) 10,0 10,0 HEB-Vervoer (%) 4,6 5,7 Totaal aandeel HEB (%) 4,8 5,5 Waarvan via samenwerkingsmechanisme (%) 0 0 Overschot voor samenwerkingsmechanisme (%) 0 0 De productie van hernieuwbare elektriciteit is de laatste jaren ongeveer stabiel, de afname bij elektriciteit uit biomassa wordt gecompenseerd door een toename bij elektriciteit uit wind en zon. De productie van hernieuwbare elektriciteit komt ongeveer overeen met 10 procent van het elektriciteitsverbruik. Het eindverbruik van hernieuwbare energie voor warmte groeit de laatste jaren juist wel, van 46 PJ in 2012, via 49 PJ in 2013 tot 54 PJ in 2014. Deze stijging wordt in belangrijke mate veroorzaakt doordat de belangrijkste subsidieregeling, de SDE+, nu ook diverse technieken voor hernieuwbare warmte ondersteunt. In 2014 steeg het aandeel hernieuwbare warmte van 4,1 naar 5,2 procent. Deze sterke groei werd niet alleen veroorzaakt door de toename van het verbruik van hernieuwbare warmte, maar ook door de daling van het totale verbruik van energie voor warmte vanwege het warme weer in 2014. Het verbruik van hernieuwbare energie voor vervoer is in 2014 gestegen van 4,6 naar 5,7 procent. Deze stijging is onder andere veroorzaakt door de toegenomen verplichting tot het verbruik van hernieuwbare energie voor vervoer voor bedrijven die motorbrandstoffen leveren op de Nederlandse markt. Een groot deel van deze verplichting wordt ingevuld door biodiesel uit reststromen en afval, welke dubbel telt voor de vervoersdoelstelling uit de EU-Richtlijn hernieuwbare energie. 4 Indicatief streefcijfer berekend conform bijlage I, lid B van de richtlijn hernieuwbare energie. 5 Vergemakkelijkt de vergelijking met de tabellen 3 en 4a van de nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen. 8 | Energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland 2013 – 2014 Hoofdstuk 3 Beantwoording vragen modelrapport Tabel 1a: Rekentabel voor de bijdrage van hernieuwbare energie per sector in het eindverbruik van energie 6 (PJ en ktoe) 2013 2014 2013 2014 PJ PJ ktoe7 ktoe (A) Bruto-eindverbruik van hernieuwbare energie voor 49 54 1.179 1.288 verwarming en koeling (B) Bruto-eindverbruik van elektriciteit uit hernieuwbare 42 41 997 979 energiebronnen (exclusief elektriciteit voor vervoer) (C) Bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare 13 16 322 371 bronnen in vervoer (zonder dubbeltellingen, inclusief elektriciteit voor vervoer) (D) T otaal bruto-eindverbruik van hernieuwbare energie- 105 110 2.498 2.639 bronnen (zonder dubbeltellingen) 8 (E) Overdracht van hernieuwbare energiebronnen naar 0 0 0 0 andere lidstaten (F) Overdracht van hernieuwbare energiebronnen van 0 0 0 0 andere lidstaten en derde landen (G) Verbruik van hernieuwbare energiebronnen aangepast 105 110 2.498 2.639 voor streefcijfers (D)-(E)+(F) 6 Vergemakkelijkt de vergelijking met tabel 4a van de nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen. 7 1 PJ = 23,8845897 ktoe; 1 ktoe = 0,041868 PJ. 8 Krachtens artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG worden gas, elektriciteit en waterstof uit hernieuwbare energie- bronnen slechts één keer in aanmerking genomen. Niets wordt dubbel geteld. Energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland 2013 – 2014 | 9 Tabel 1b: Totale daadwerkelijke bijdrage (geïnstalleerde capaciteit, bruto-elektriciteitsopwekking) van iedere technologie voor hernieuwbare energie in Nederland om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuw- 9 bare bronnen in elektriciteit 2013 2013 2014 2014 MW GWh MW GWh Waterkracht10: 37 101 37 102 - waarvan niet-gepompt 11 37 101 37 102 - waarvan gepompt 0 0 0 0 - waarvan gemengd 0 0 0 0 Geothermie 0 0 0 0 Zonne-energie12: 746 487 1.048 785 - waarvan fotovoltaïsch 746 487 1.048 785 - waarvan geconcentreerde zonne-energie 0 0 0 0 Getijden-, golf- en oceaanenergie 0 0 0 0 Wind totaal 13: 2.713 5.368 2.865 5.810 - waarvan wind op land 2.485 4.632 2.637 5.060 - waarvan wind op zee 228 736 228 750 Biomassa totaal: 1.083 6.014 913 5.096 - waarvan vaste biomassa14 853 4.975 676 4.007 - waarvan biogas15 230 1.039 237 1.089 - waarvan vloeibaar16 0 0 0 0 Totaal 4.579 11.969 4.863 11.792 - waarvan WKK 795 4.231 671 3.530 9 Vergemakkelijkt de vergelijking met tabel 10a van de nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen. 10 Genormaliseerd overeenkomstig Richtlijn 2009/28/EG. 11 In de template wordt waterkracht uitgesplitst naar drie grootteklassen. CBS geeft alleen totalen. Vanwege vertrouwe- lijkheid van gegevens kan het CBS geen uitsplitsing geven. Het CBS is hieraan gehouden op grond van wettelijke verplichtingen. 12 Elektriciteit uit zonne-energie is volledig fotovoltaïsch. 13 Volgens de procedure overeenkomstig Richtlijn 2009/28/EC is windenergie totaal genormaliseerd. De uitsplitsing naar wind op land en wind op zee is gebaseerd op (niet genormaliseerde) elektriciteitsproductie van wind op land en wind op zee. 14 Inclusief hernieuwbare fractie van huishoudelijk afval. 15 Inclusief elektriciteitsproductie uit groen gas. 16 Vanaf 2011 telt alleen vloeibare biomassa mee, die aantoonbaar voldoet aan de duurzaamheidscriteria uit de Richtlijn. 10 | Energie uit hernieuwbare bronnen in Nederland 2013 – 2014

See more

The list of books you might like

Most books are stored in the elastic cloud where traffic is expensive. For this reason, we have a limit on daily download.