Tips & Trucs ARCHICAD 22 058: De opzet van de ARCHICAD 22 BE (KME) template Bij het ontwikkelen van de BE template is zoveel mogelijk gekeken naar praktijkvoorbeelden. Voor een aantal veel voorkomende zaken (lagen, composieten, materialen) is hiervoor in de template een reeks aangemaakt om zo het gebruik te vereenvoudigen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de BB/SfB codering. Een template is een bestandsformaat (*.tpl) dat bepaalde basisinstellingen bevat waarmee een project gestart wordt. Overzicht basisinstellingen • Attributen: lagen(combinaties), lijntypen, arceringen, bouwmaterialen, composieten, pennen, texturen, zones, complex profiles en mark-up stijlen • Project Preferences: Dimensions, Working units, Calculation units, enzovoort • Model View Options Combinations • Graphic Override Combinations • Renovation Filter Options • Schedules: raam- en deurstaten, objectlijsten, zonelijsten, tekeningenlijsten • Favorieten • Standaard Views • Standaard Layouts • Floor Plan Cut Plane, verdiepingen • On-screen View Options, Grid & Background • Libraries: standaard geladen bibliotheken • Default instellingen voor de gereedschappen (lagen, pennen, lijntypen, enzovoort) De navolgende hoofdstukken geven een overzicht van de gemaakte voorinstellingen voor de BE (KME) template en een toelichting hierop. Attributen: Lagen / Layers Lagen zijn in eerste instantie bedoeld om de informatie in het model zo te kunnen scheiden dat de gewenste tekeningen kunnen worden geproduceerd, zoals plattegronden, gevels, ruimtegebruik, situatie, enzovoort. In CAD software hebben lagen vaak een BB/SfB codering. Veel lagen blijven dan echter ongebruikt, terwijl er ook behoefte is aan lagen voor informatie buiten de BB/SfB codering. In de BE template is ervoor gekozen om alleen de belangrijkste lagen van de BB/SfB codering over te nemen. Hierin staat de algemene informatie van het gebouwmodel zelf. Laag 22 Binnenwanden is opgedeeld in Constructieve binnenwanden en Niet Constructieve binnenwanden. Laag 99 Aankleding is opgedeeld in Aankleding ten behoeve van 2D tekenwerk en 3D visualisaties. De eerste laag bevat 2D bomen, mensen enzovoort om tekeningen te verfraaien. De tweede laag bevat 3D bomen, mensen enzovoort om het 3D model te verfraaien ten behoeve van animaties, renderings, enzovoort. De lagen 00 Bestaand en 00 Sloop zijn bedoeld om de informatie ten behoeve van sloop en bestaande toestand tekeningen te kunnen scheiden. Deze kunnen worden gebruikt in combinatie met de renovatiefilter. Deze BB/SfB lagen zijn aangevuld met 5 groepen, waarop specifieke informatie staat ten behoeve van bepaalde tekeningen of schalen: • A = Aanduiding Aanduidingen zoals doorsnedelijnen, detailmarkers, enzovoort. • B = Bouwplaats Ten behoeve van het maken van objecten, Solid Element Operations (Operators), enzovoort. Op deze lagen kunnen ook externe bestanden als IFC modellen en Pointclouds worden ingeladen. • Info = Toegevoegde Informatie Voor het toevoegen van (hoofdzakelijk 2D) informatie aan het model die alleen zichtbaar moet zijn bij een bepaalde schaal of tekening (bijvoorbeeld plafondtekening of extra detailinformatie voor schaal 1:20). De laag ‘Info algemeen’ is voor algemene info die (bijna) altijd zichtbaar moet zijn. • Tekst/dim = Tekst en Dimensioneringen Voor het plaatsen van teksten en maatvoering op verschillende lagen ten behoeve van verschillende schalen en tekeningen. De laag ‘Tekst/dim Algemeen’ is voor algemene tekst die (bijna) altijd zichtbaar moet zijn. • Z = Zones Voor de verschillende zones: bruto vloeroppervlak, gebruiksfuncties, gebruiksoppervlak, EPB zones, enzovoort. Uiteraard kan tijdens het werk de lagenset naar wens worden aangepast of uitgebreid. © KUBUS 11-09-2018 1 van 1 5 ARCHICAD T&T 058 Lagen Combinaties De lagencombinaties zijn genoemd naar de tekeningen waarvoor ze bedoeld zijn. Hierdoor is voor iedereen duidelijk wat het doel is van een lagencombinatie en op welke tekeningen het invloed heeft wanneer een lagencombinatie wordt aangepast. De codering van deze tekeningen en opties wordt beschreven in de Tip & Truc 006: De codering in de ARCHICAD template. • 000 - Start • AAA - Alle Lagen • AFB – Afbraak • BES – Bestemmingen • BRA – Brandcompartimentering • DET - Details • DRS - Doorsnede 1:20 • DRS - Doorsnede 1:100 • DRS - Doorsnede BA • ELE - Elektra • enzovoort Tip: Houd er rekening mee dat een lagencombinatie moet worden geüpdatet als er lagen worden toegevoegd aan een lagencombinatie, zodat de Views de nieuwe lagen ook meenemen. Attributen: Lijnen / Line Types Lijnen zijn verdeeld in 2 verschillende types: • Stippellijnen (Dashed), bijvoorbeeld B 0703 Stippellijnen kunnen volle lijnen of lijnen met meerdere segmenten van verschillende lengtes zijn (tot 6 segmenten). De lengte van de segmenten kan per onderdeel individueel ingesteld worden. • Symboollijnen (Symbol), bijvoorbeeld WBDBO 30 Symboollijnen kunnen alle vormen van lijnelementen bevatten (rond, recht, onder een hoek). De onderdelen van symboollijnen kunnen in een plattegrond venster met het lijngereedschap, beginnend bij het nulpunt, getekend worden en vervolgens met kopiëren en plakken naar een nieuwe symboollijn overgebracht worden. Model Size of Paper Size Bij sommige lijnen is het handig dat deze mee verschalen als er een andere schaal gekozen wordt (bijvoorbeeld Graslijn / Model Size), terwijl het bij andere lijnen juist gewenst is dat deze niet mee verschalen en op papier afgedrukt altijd een absolute grootte hebben (bijvoorbeeld WBDBO 30 / Paper Size). © KUBUS 11-09-2018 2 van 1 5 ARCHICAD T&T 058 Attributen: Materialen / Building Materials In de Building Materials worden meerdere attributen samengevoegd tot een materiaal en aanvullende eigenschappen daaraan gekoppeld. De materialen vormen de basis voor de meeste elementen in een model. In de ARCHICAD BE (KME) template is het mogelijk om Schedules te maken die de artikelen van het VMSW-bestek bevatten. Op die manier kan in grote mate de VMSW-meetstaat voorbereid worden, zodat de output geïntegreerd kan worden in een eigen (VMSW-) meetstaat of lastenboek-documenten. Extra Building Materials, die betrekking hebben op de overige artikels van de VMSW_BBW 2015, zijn beschikbaar in de KME modulebestanden. Door van hieruit de juiste vooringestelde Building Materials te importeren wordt er veel tijd en werk bespaard. Meer informatie hierover is te vinden in de Tip & Truc 082: VMSW-meetstaat voorbereiden. De eigenschappen van materialen • Aan materialen zijn arceringen en de bijbehorende pennen voor de juiste weergave op de plattegrond en in doorsneden gekoppeld. De arceringen kunnen met de instelling ‘Fill Orientation’ automatisch de richting van elementen volgen of aan de dikte van een element gekoppeld worden. Is dit niet gewenst kan de arcering aan het project nulpunt gekoppeld worden. • Voor de representatie in 3D is een surface aan materialen gekoppeld. • Elk materiaal heeft een prioriteit die voor de juiste verbinding met andere materialen zorgt. Een materiaal met hogere prioriteit doorkruist een materiaal met lagere prioriteit. • Aan materialen zijn eigenschappen toegekend die betrekking hebben op de fysische eigenschappen van het materiaal. Deze instellingen zullen in de Energy Evaluation worden gebruikt tijdens de berekening. De waarden zijn vooraf in de template ingesteld met de gemiddelde waarde van het type materiaal. Per materiaal wordt de warmtegeleidingscoëfficiënt, de soortelijke warmtecapaciteit en de dichtheid ingesteld. • Het ID nummer en de Description gekoppeld aan de materialen komen overeen met het artikelnummer en de beschrijving in de VMSW. Alle materialen hebben hun eigen prioriteit (Intersection Priority, oftewel BMP) en kennen twee type eigenschappen. • Structure and Appearance • Categories and Properties Structure and Appearance Onder deze eigenschappen vinden we de instellingen die betrekking hebben op de weergave van het materiaal. Het materiaal kent een eigenschap voor de 2D en 3D weergave. De 2D weergave is gebaseerd op een fill met bijbehorende pennen en oriëntatie. Let op! Pen 91 wordt door de gehele NL methodiek gebruikt als witte achtergrond pen. Let op! In sommige bakstenen en dragende materialen is een achtergrond kleur toegepast zodat verschillende schillen op de plattegrond zichtbaar gemaakt kunnen worden. © KUBUS 11-09-2018 3 van 1 5 ARCHICAD T&T 058 Let op, Fill Orientation! In de materialen wordt zoveel mogelijk de normale oriëntatie aangehouden (1) in plaats van object oriëntatie (2), omdat de aansluitingen bij rechte wanden dan mooier doorlopen en de arceringen van patches altijd kloppen. Wanneer in een project met wanden wordt gewerkt die schuin op de plattegrond staan, kan een materiaal worden gewijzigd, of kan een kopie worden gemaakt voor de schuine wanden. De 3D weergave van het materiaal wordt door een Surface bepaald. Als laatste eigenschap onder Structure and Appearance kan de Building Material Priority (BMP) worden aangegeven. Deze waarde bepaalt hoe materialen op elkaar reageren. Bij een ontmoeting van twee materialen zal het materiaal met het hoogste prioriteitnummer doorlopen en wordt het materiaal met een lager nummer onderbroken. In de KeyMember template zijn de prioriteiten van alle aanwezige materialen op elkaar afgestemd. Is er een ander materiaal nodig, gebruik dan een duplicaat van een vergelijkbaar bestaand materiaal, zodat alle aansluitingen correct blijven. (zie Tips & Trucs 015. Wandverbindingen in 2D en 3D) Categories and Properties Hier is per materiaal aangegeven aan welke categorie dit materiaal behoort. Op deze manier kan er een overzicht worden gemaakt van een soort materiaal. Physical Properties / Energetische eigenschappen Hier worden de thermische en emissie eigenschappen van een materiaal bepaald. Deze instellingen worden door Energy Model Review gebruikt voor de energie berekening van het model. Bij het materiaal wordt het warmtegeleidingscoëfficiënt, de soortelijke warmtecapaciteit, de dichtheid en de emissie van CO2 opgegeven. De eigenschappen zijn in de template ingesteld op basis van de gemiddelde waarde van een dergelijk materiaal verkrijgbaar in de markt. De waarden kunnen direct handmatig worden ingevuld, of vanuit de Material Catalog gekozen worden. Tip: Bij een selectie zijn de gebruikte Building Materials direct inzichtelijk via de BM-knop. Alle materialen gebruikt in de aanwezige selectie worden gemarkeerd. Attributen: Arceringen / Fill Types De arceringen zijn onderverdeeld in verschillende groepen, op nummer en op patroontype. Typen • Solid fills; vlakarceringen met een voor- en achtergrond De Dichte arcering heeft een niet-transparant (voorgrond-) arceringsvlak en wordt ook wel Foreground genoemd. De Lege arcering is 100% transparant en toont alleen de achtergrond arcering, ook wel Background genoemd. Alle overige arceringen hebben een bepaald percentage van transparantie van de voorgrond. Per geplaatste arcering kan er bepaald worden of de achtergrond wit is, transparant of een andere kleur bevat. • Gradient fills; arceringen met een kleurverloop. • Vectorial fills; vectoriële arceringen met op de voorgrond een patroon. • Symbol fills; getekende arceringspatronen. Deze arceringen zijn niet ‘geprogrammeerd’ en daardoor zwaarder dan de vectoriële arceringen. Ze hebben bij gebruik in composieten en complex profiles de optie ‘fit to skin’ bij het instellen van de oriëntatie. • Image fills; arceringen die een textuur (afbeelding) als voorgrond patroon bevatten. Nummering De Vectorial fills en Symbol fills zijn ingedeeld op nummer om ze op deze wijze eenvoudig te kunnen vinden en de lijst naar wens uit te breiden. In de BE KME Template is de volgende indeling gebruikt: 100 – steen 400 – isolatie 700 - afwerking 200 – beton 500 – metaal 800 - diversen 300 – hout 600 – kunststof 900 - patronen De categorieën 100 - 800 worden gebruikt om materiaalaanduidingen in plattegronden en doorsneden weer te geven. Hierbij is de basis (100, 200, 300 enz.) gebruikt voor de algemene arceringen van de betreffende categorie en de overige nummers zijn vrij voor de specifieke materialen. (Bijvoorbeeld 400 voor isolatie dak en 440 voor steenwol.) © KUBUS 11-09-2018 4 van 1 5 ARCHICAD T&T 058 De patronen van categorie 900 zijn series arceringen die met name bedoeld zijn voor vlakvullingen in gevels en plattegronden, zoals Metselwerk, Bestrating, Dakpannen. • Lijnen met verschillende afstanden en in verschillende richtingen, geschikt voor plankenvloeren, metselwerklijnen, enzovoort. • Rasters met verschillende afstanden, geschikt voor plafondpatronen en tegelvloeren. • Schaduwarceringen zijn aangemaakt om schaduw in gevels aan te geven. Naar wens kan gekozen worden voor een schaalafhankelijke arcering of een schaalonafhankelijke arcering. Deze laatste heeft op papier altijd een zelfde afstand tussen de lijnen en is dus onafhankelijk van de schaal waarmee geprint wordt. Attributen: Samengestelde bouwdelen / Composites Composieten zijn samengestelde bouwdelen verkregen door combinaties van de Building Materials. De eigenschappen van deze composieten zijn dus ook gekoppeld aan het VMSW-bestek, omdat de eigenschappen van de building materials worden gebruikt. Bij de Composieten zijn er in eerste instantie een aantal algemene samenstellingen gemaakt. De algemene composieten bevatten algemene materialen met verschillende namen (ALG - Binnenblad, ALG - Isolatie, enz.), zodat ze bij aansluitingen alleen met dezelfde soort lagen verbinden. De composieten kunnen gaandeweg in het project worden aangepast, als duidelijk wordt wat de precieze samenstelling van de wanden, daken of vloeren moet zijn. De wanden, daken en vloeren kunnen uiteraard ook omgezet worden in reeds aangemaakte samengestelde composieten. © KUBUS 11-09-2018 5 van 1 5 ARCHICAD T&T 058 Tip: Binnen een composiet kunnen skins als kern/core gekenmerkt worden. De kern kan gezien worden als het dragende deel binnen een wand. Voor de overige skins kan worden gekozen voor 'finish' of 'other'. Deze eigenschappen worden gebruikt om het model te filteren. Zo kan bijvoorbeeld een overzicht gemaakt worden van alleen de draagconstructie van een model. Attributen: Pennen en Kleuren / Pens & Colors… ARCHICAD kan gebruik maken van meerdere pensets. Aan elke View en elke geplaatste tekening op de lay-out is een penset gekoppeld. Dit betekent dat een lijn op de ene tekening er anders uit kan zien, dan op een andere. De kleur en/of de pendikte kan anders zijn. Zeker tijdens de ontwerpfase is het vaak makkelijk om op een plot kleuren te kunnen gebruiken als ondersteuning en ter verduidelijking van het ontwerp, terwijl de basis van de tekening, zoals de wanden en ramen, zwart blijven met verschillende lijndiktes. In de BE template zijn er 5 pensets aangemaakt: • Basis grijs te gebruiken voor grijze afdrukken als onderlegger • Basis kleur te gebruiken tijdens het werken • Basis zwart te gebruiken voor z/w afdrukken met ondersteuningskleur • Detail kleur te gebruiken tijdens het detailleren • Detail zwart te gebruiken voor z/w afdrukken van details met ondersteuningskleur Let op! Deze pennensets worden ook gebruikt bij de Graphic Override Combinations. Wijzigingen in deze pennensets geven gevolg aan de weergave van het ontwerp! Basis kleur Basis zwart Basis grijs De 3 basis pensets Pen 1 t/m 10 Het verschil tussen de drie basis pensets zit alleen in de kleur van pen 1 t/m 10. In de Basis kleur penset hebben de pennen een verschillende kleur, zodat tijdens het werken duidelijk zichtbaar is welk pennummer oftewel welke dikte er gebruikt is. In de Basis zwart penset zijn de pennen 1 t/m 10 allemaal zwart. Deze penset is bedoeld voor het afdrukken in zwart/wit met eventueel een ondersteuningskleur (de pennen 11 t/m 255). In de Basis grijs penset zijn de pennen 1 t/m 10 allemaal grijs. Deze penset wordt gebruikt wanneer de tekening als grijze onderlegger voor een andere tekening wordt gebruikt. Pen 1 t/m 10 hebben een oplopende dikte van 0.13 t/m 1.0. Deze pennen zijn bedoeld om de basis van het model in te voeren, die uiteindelijk in zwart op papier wordt getoond. © KUBUS 11-09-2018 6 van 1 5 ARCHICAD T&T 058 Pen 21-30, 41-50, 61-70, 81-90 De 2e, 3e, 4e en 5e rij hebben dezelfde oplopende dikte als pen 1 t/m 10, maar steeds een andere kleur. Gebruik deze pennen wanneer een onderdeel met een kleur (en dikte) op papier geaccentueerd moet worden. Bijvoorbeeld: Basis van het gebouw in zwart, lijnen om riolering aan te geven in blauw, brandcompartimentering in rood en beplanting in groen, voorstel inrichting in grijs. Pen 101 t/m 110 De 6e rij pennen zijn in basis zwart. Deze pennen zijn standaard ingesteld op dikte 0.13 en zijn bedoeld om de arceringen van materialen altijd goed zichtbaar in het zwart weer te kunnen geven. Sinds ARCHICAD 20 kan hiervoor ook een Graphic Override gebruikt worden. De overige pennen hebben allemaal dikte 0 en zijn bedoeld om vlakken in te kleuren. Vanaf pen 91 beginnen de grijstonen. (houdt pen 91 altijd wit!! Deze wordt vaak gebruikt in bibliotheek elementen) Vanaf pen 111 zijn er enkele heldere ‘pasteltinten’ gemaakt die erg geschikt zijn om als achtergrondkleur van arceringen te gebruiken, waardoor een tekening veel leesbaarder wordt. De pennen 241 t/m 251 worden veel gebruikt voor het inkleuren van de gevels. SO BA DO UO > Ruwbouw PSD: Entire Model PSD: Entire Model PSD: Entire Model PSD: Core of Load Bearing Penset: Basis kleur Penset: Basis zwart Penset: Basis kleur Elements only MVO: SO - Basis MVO: BA - Basis MVO: DO - Basis Penset: Basis kleur GOC: SO/VO - Basis GOC: Basis GOC: Basis MVO: RUW GOC: RUW 1. 2. 3. 4. 1. PSD: Partial Structure Display 2.Penset 3.MVO: Model View Options 4.GOC: Graphic Override Combinations Deze instellingen zijn terug te vinden bij de Quick Options onder aan het schermrand. Tip: Kijk in de attribute manager om snel een overzicht te krijgen van de instellingen van de pennen in de verschillende pensets. © KUBUS 11-09-2018 7 van 1 5 ARCHICAD T&T 058 De detail pensets De detail pensets verschillen alleen qua dikte van de eerste 10 kolommen ten opzichte van de basis pensets. De dikte van kolom 1 t/m 10 is niet oplopend van 0.13 t/m 2.8, maar van 0.18 t/m 3.0. Dit betekent dat wanneer de detail penset actief gemaakt wordt alle lijnen 1 stap dikker worden. Bijvoorbeeld: een binnenwand wordt met pen 3 getekend. Aan de plattegrond tekeningen wordt een basis penset gekoppeld op de layout. De lijnen van de wand worden 0.25 dik. Aan de detail tekeningen wordt de detail penset gekoppeld op de layout. Pen 3 is dan 0.35 dik. Dezelfde wand wordt dan dus met dikkere lijnen getekend. Schaal 1:5 Basis penset Schaal 1:5 Detail penset Attributen: Surfaces Surfaces hebben kleur-, arcering- en textuureigenschappen, die verwijzen naar een concreet materiaaloppervlak. Rechts naast de naam van sommige surfaces zijn 1 of 2 symbolen te zien. Het eerste symbool geeft aan dat er een arcering aan de surface is gekoppeld die in gevels getoond kan worden. Het tweede symbool geeft aan of er een textuur is toegewezen, die in het 3D venster getoond kan worden. Bij de texturen wordt er verwezen naar een concreet materiaal met een kleur of type. De texturen zijn gekoppeld aan de catalogus in de bibliotheek. Hiermee is het materiaal meteen geschikt voor het gebruik binnen de CineRender Engine. © KUBUS 11-09-2018 8 van 1 5 ARCHICAD T&T 058 Attributen: Zonecategorieën / Zone Categories Bij de zonecategorieën zijn de basis gebruiksfuncties toegevoegd. Bij de Zones kan extra informatie toegevoegd worden, zoals vereiste ventilatiedebieten, min. ruimtetemperatuur, fasering verbouwingswerken, enz. Ga hiervoor naar de Zone Default Settings > Categories and Properties. Tip: Voor de statistische gegevens van de omgevingsvergunning worden de benodigde oppervlaktes automatisch gegenereerd naar schedules. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de schedules die beginnen met de letters OMG. Voor meer informatie over het uittrekken van deze gegevens kan Tip & Truc 121: Statistische gegevens verzamelen voor de Omgevingsvergunning België nagelezen worden. © KUBUS 11-09-2018 9 van 1 5 ARCHICAD T&T 058 Attributen: Complex Profiles Bij de Complex Profiles zijn een aantal voorbeeldprofielen aangemaakt. Onder andere een deksteen, een damwand, een funderingsbalk, een goot, een kroonlijst, een welfsel en enkele wand- en staalprofielen. Deze profielen zijn een eerste aanzet en geven de mogelijkheden van de Profile Manager weer. Er kunnen vervolgens naar wens eigen profielen worden toegevoegd. Lees hiervoor de Tip & Truc 016: Speklagen, plinten en andere profielen in de Profile Manager. De staalprofielen in de Profile Manager bestaan uit twee typen: oprekbare profielen en niet-oprekbare profielen. Oprekbare profielen (Staal Algemeen) Allereerst is er van elk soort profiel (H, I, U, etc) een profiel dat in doorsnede is op te rekken. Als het profiel wordt opgerekt, komen de afmetingen van de flenzen en het lijf niet meer overeen met de staalprofielen die standaard leverbaar zijn. Gebruik deze profielen daarom alleen als de exacte afmetingen in doorsnede niet belangrijk zijn. De doorsnede van de profielen is daarom ook vereenvoudigd. Niet-oprekbare profielen Om nauwkeuriger te werken is er een tweede type staalprofiel dat niet op te rekken is. Hiervan wordt een beperkt aantal geladen. Dit aantal is aan te vullen door extra profielen te importeren via: ’Options > Complex Profiles > Import Standard Steel Profile…’ © KUBUS 11-09-2018 1 0 van 1 5 ARCHICAD T&T 058
Description: