Saskia en Jeroen aan zee JAAP TER HAAR Omslag en Illustraties Rien Poortvliet VAN HOLKEMA & WARENDORF • BUSSUM Andere verhalen over Saskia en Jeroen zijn De tweeling Bokkesprongen Uit logeren In de lente Domme dingen Met de dieren Malle gevallen Kattekwaad Op stap ISBN 90 269 0105 4 Dertiende druk 1976 © Unieboek B.V., Bussum-Holland Druk: H. Veenman & Zonen B.V., Wageningen VAKANTIE Het was een druk en rommelig gedoe in het huis van Saskia en Jeroen. Overal lag de boel overhoop. In de slaapkamer van de tweeling waren kleren, schoenen, handdoeken en nog veel meer op de bedden uitgespreid. Over een paar uur zouden Saskia en Jeroen met hun vader en moeder op vakantie gaan. Ze zouden gaan logeren in een klein hotelletje aan zee. Saskia en Jeroen vonden dat geweldig. Al dagenlang spraken ze over niets anders dan de vakantie. En nu het bijna zo ver was, waren ze door het dolle heen. Ze waren nog nooit aan zee geweest. Ze hadden de zee zelfs nog nooit gezien. Vader en moeder liepen druk en bedrijvig heen en weer. Bartje lag in zijn wieg. Hij sliep door alles heen. Overal stonden tassen met badgoed, koffers met kleren. „Wanneer gaan we nou eindelijk?" vroeg de tweeling steeds. Maar moeder had teveel aan haar hoofd om antwoord te geven. Om van de rondhangende tweeling af te zijn, gaf ze hen allebei een klein koffertje. „Doen jullie hier maar speelgoed in, wat jullie graag willen meenemen," zei ze. En weg was ze weer, omdat vader een trui niet kon vinden en uit de slaapkamer riep. Saskia en Jeroen hurkten bij hun speelgoedkastje. De kleine koffertjes stonden geopend naast hen. „Wat neem jij mee, Joene?" „Dat weet ik nog niet," zei Jeroen. Hij wilde eerst heel rustig nadenken. „Ik neem mijn kleurboek mee. En mijn kleurtjes," zei Saskia. Ze haalde dat uit de kast. Jeroen keek haar verbaasd aan. „Gek," zei hij. „Waarom gek?" „Je gaat toch zeker niet kleuren, als je aan zee bent? Kleuren kan je thuis ook doen. Wat moet je nou met kleurtjes aan het strand?" Jeroen schudde zijn hoofd. Hij begreep niet, waarom Saskia zulke domme dingen in haar koffertje wilde stoppen. „Wil je soms de zee kleuren? Of het strand?" „En als het nou eens heel hard regent?" bedacht Saskia gauw. Ze wilde Jeroen toch wel even laten zien, dat ze heus niet zo dom was. Jeroen lachte haar uit. „Het regent nooit aan zee," zei hij. „Natuurlijk regent het wel eens aan zee. Net als hier," zei Saskia. „Dat weet ik nog zo net niet," mompelde Jeroen. Hij wilde Saskia graaf overbluffen. „Waarom gaan alle mensen dan met vakantie naar zee?" vroeg hij. „Juist om te genieten van het mooie weer. Ze gaan heus niet naar zee om in de regen te zitten!" Hij keek Saskia eigenwijs aan en lachte om zijn eigen slimmigheid. Saskia wist niets terug te zeggen. Had Jeroen gelijk? Ze kon het niet aan moeder vragen, want die had het zo druk. „Wat neem jij mee?" vroeg ze. Ze hoopte dat Jeroen nu iets stoms zou zeggen. „Mijn auto's, mijn schepje, mijn emmertje en de kruiwagen." „Huh, je kruiwagen," zei Saskia schamper. „Jouw kruiwagen kan toch niet in dat kleine koffertje?" „Da's waar! Dan laat ik hem maar thuis." Zo waren Saskia en Jeroen een tijdje druk in de weer om hun kleine koffertje te pakken. Soms ging dat met lachen en soms ging dat met een beetje gekift. Maar dat kwam van alle opwinding en al het zenuwachtig gedoe. Eindelijk, eindelijk was het toch zo ver. Alle koffers en tassen en mandjes stonden klaar in de gang voor de grote reis. „Gaan we nu?" vroeg Saskia, wel voor de tiende keer. „Bijna," zei vader, die met een koffer en schep in zijn hand klaarstond. „Nu moeten we alleen nog op oom Freddy wachten." „Ssst, voor Bart je. Ik wil dat hij blijft slapen," zei moeder. Oom Freddy zou moeder met kleine Bartje en alle koffers naar zee brengen. Omdat hij niet zo'n grote auto had, was er voor vader en de tweeling geen plaats. Dat was eigenlijk wel fijn, vond de tweeling. Nu zouden ze met vader in de trein gaan. Dat was veel échter. „Laten we nu gaan," zei Jeroen, die al een tijd door het raam naar buiten had gekeken. „Wij hoeven toch niet op oom Freddy te wachten ? Wij gaan toch met de trein ?" „Ik wil oom Freddy helpen met inladen," zei vader. Hij liep nog eens naar de gang om te zien of alle koffers er wel stonden. Saskia en Jeroen liepen met hem mee. Ze hadden toch niks beters te doen. O, wat was wachten vervelend. Moeder had de kleine koffertjes van de tweeling bij de andere bagage gezet. Maar dat vonden Saskia en Jeroen niet zo leuk. „Mogen we onze eigen koffertjes meenemen?" vroeg Jeroen. „Waarom ?" vroeg vader. „Dat is maar onnodig gesleep en gesjouw." „Met een koffertje op reis gaan is veel echter," zei Saskia. Vader zuchtte. „Ik vind het goed," zei hij, „maar dan moeten jullie de koffertjes zélf dragen." „Natuurlijk!" knikte de tweeling. „Toet-toe-toe... toet!" klonk het buiten. „Oom Freddy," riep de tweeling. Ze holden naar buiten. Eindelijk was het toch zover. Ze hielpen vader en oom Freddy om de koffers naar de auto te dragen. Bartje werd in zijn reiswiegje op de achterbank getild. „Diebe... kiekeloi!" riep hij vrolijk. Het was voor hem de eerste keer dat hij op reis ging.