AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2018 Landsverordening van de 29 december 2017 tot wijziging No. 5 van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen, de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf, de Landsverordening toezicht effectenbeurzen, de Landsverordening toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs, de Landsverordening toezicht trustwezen, en de Landsverordening assurantiebemiddelingsbedrijf (Landsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverordeningen Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten) NAAM VAN DE KONING! De Gouverneur van Sint Maarten, In overweging genomen hebbende: dat het, mede om te voldoen aan de aanbevelingen van de Financial Action Task Force, wenselijk is de toezichtlandsverordeningen op grond waarvan de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten toezicht uitoefent op financiële instellingen, op een aantal onderdelen te actualiseren en te harmoniseren; dat het noodzakelijk is dat de toezichtslandsverordeningen eenvormig zijn aan die van Curaçao; Heeft, de Raad van Advies gehoord, met gemeen overleg der Staten vastgesteld onderstaande landsverordening: Artikel I De Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen wordt als volgt gewijzigd: AB 2018, no. 5 A Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. Onderdeel c komt te luiden: c. kredietinstelling: een onderneming of instelling, die in belangrijke mate haar bedrijf maakt van het ter beschikking krijgen van gelden, direct of op termijn opvorderbaar, al dan niet in de vorm van spaargelden of tegen uitgifte van één of meer soorten schuldbewijzen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen of beleggingen; 2. Onderdeel f komt te luiden: f. gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van meer dan 10% van het nominaal kapitaal van een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van meer dan 10% van de stemrechten in een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming of instelling; 3. De punt aan het slot van onderdeel g wordt vervangen door een puntkomma. 4. Er worden drie onderdelen toegevoegd, luidende: h. externe deskundige: een externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; i. dwangbevel: een schriftelijk bevel van de Bank dat ertoe strekt de betaling van een geldschuld af te dwingen; j. toezichthoudende instantie: een overheidsinstantie respectievelijk een van overheidswege aangewezen instantie die belast is met het toezicht op financiële markten of op rechtspersonen, vennootschappen of natuurlijke personen die op die markten werkzaam zijn, alsmede een overheidsinstantie, respectievelijk een van overheidswege aangewezen instantie die belast is met het toezicht op de naleving van wettelijke regelingen ter zake van de bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme. B Artikel 3 komt te luiden: Artikel 3 1. Een onderneming of instelling, die voornemens is het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen, verzoekt de Bank per aangetekende brief om een vergunning om het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen. 2. De aanvraag wordt niet als zodanig beschouwd en door de Bank niet in behandeling genomen, indien zij niet de volgende gegevens en bescheiden bevat, dan wel de Bank na toepassing van haar bevoegdheden krachtens artikel 4, zesde lid, en artikel 5, niet beschikt over voldoende gegevens inzake: a. het aanvangskapitaal van de onderneming of instelling; AB 2018, no. 5 2 b. het aantal, de identiteit, de opleidingen, de werkervaring en de antecedenten van de personen, die naar het oordeel van de Bank, het beleid van de onderneming of instelling bepalen of mede bepalen; c. het aantal, de identiteit, de opleidingen, de werkervaring en de antecedenten van de leden van de raad van commissarissen dan wel van het orgaan dat een aan die raad van commissarissen gelijksoortige taak heeft; d. de identiteit, de opleidingen, de werkervaring en de antecedenten van personen die het beleid bepalen van de groep waartoe de onderneming of instelling behoort en tevens uit dien hoofde het beleid van de onderneming of instelling bepalen of mede bepalen; e. de identiteit, financiële positie en de antecedenten van degenen die een gekwalificeerde deelneming houden in de onderneming of instelling, alsmede de omvang van de desbetreffende gekwalificeerde deelneming; f. de laatste drie jaarrekeningen van het moederbedrijf, voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door een externe deskundige inhoudende de verklaring dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de omvang en de samenstelling van het vermogen van de onderneming of instelling en van het resultaat over het desbetreffende boekjaar; g. een programma van werkzaamheden welke de onderneming of instelling voornemens is te verrichten, alsmede balansprognoses en raming van baten en lasten voor de eerste drie boekjaren; h. de voorziene administratieve organisatie met inbegrip van de financiële administratie en interne controle; i. de voorziene bedrijfsvoering, waaronder de maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering; j. de statuten van de onderneming of instelling; en, k. de formele en de feitelijke zeggenschapsstructuur van de groep waartoe de onderneming of instelling behoort. 3. De Bank kan de aanvrager verzoeken, indien de verstrekte gegevens en bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, de aanvraag binnen 30 dagen aan te vullen. 4. Het besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. C Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. De Bank verleent de vergunning, tenzij: a. het dagelijks beleid van de onderneming of instelling door minder dan twee natuurlijke personen wordt bepaald; b. zij van oordeel is dat de deskundigheid van één of meer personen die het beleid van de onderneming of instelling bepalen of mede bepalen, onvoldoende is om het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen; c. zij op grond van de voornemens of de antecedenten van één of meer personen die het beleid van de onderneming of instelling AB 2018, no. 5 3 bepalen of mede bepalen, van oordeel is dat met het oog op de belangen van de crediteuren of toekomstige crediteuren van de onderneming of instelling, de integriteit van één van deze personen niet buiten twijfel staat; d. de onderneming of instelling zijnde een rechtspersoon, niet een raad van commissarissen of een orgaan dat een aan die raad van commissarissen gelijksoortige taak heeft, bestaande uit ten minste drie leden, heeft; e. zij van oordeel is dat de deskundigheid van één of meer personen die het beleid bepalen of mede bepalen van de groep waartoe de onderneming of instelling behoort, voor zover zij tevens uit dien hoofde het beleid van de onderneming bepalen of mede bepalen, onvoldoende is om het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen; f. zij op grond van de voornemens of antecedenten van één of meer personen die het beleid van de onderneming of instelling of van de groep waartoe de onderneming of instelling behoort, bepalen of mede bepalen en tevens uit dien hoofde het beleid van de onderneming of instelling bepalen of mede bepalen, van oordeel is dat met het oog op de belangen van de crediteuren of toekomstige crediteuren van de onderneming of instelling, de integriteit van één van deze personen niet buiten twijfel staat; g. de onderneming of instelling niet beschikt over een per registerafdeling door de Bank nader vast te stellen minimumbedrag aan eigen vermogen; h. zij, onverminderd artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van oordeel is dat ingevolge een gekwalificeerde deelneming in de onderneming of instelling van een invloed op de onderneming of instelling sprake is of zou kunnen zijn, die in strijd is met een gezond bankbeleid; i. zij op grond van de voornemens en antecedenten van de houders van gekwalificeerde deelneming van oordeel is dat met het oog op de belangen van crediteuren of toekomstige crediteuren van de onderneming of instelling, de integriteit van één van deze personen niet buiten twijfel staat; j. de verklaring, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel f, een andere inhoud heeft dan dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de onderneming of instelling en van het resultaat over het desbetreffende boekjaar; k. zij op grond van de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen f, g, h of i, van oordeel is dat de onderneming of instelling niet in staat zal zijn om aan haar uit hoofde van het toezicht te stellen eisen te voldoen; l. zij op grond van de statutaire doelomschrijving reden heeft om aan te nemen dat de onderneming of instelling activiteiten kan ontplooien op terreinen die buiten de eigen terreinen liggen en aldus gevaar voor een gezond beleid op het gebied van bank- en kredietwezen kunnen inhouden; m.de onderneming of instelling niet een naamloze vennootschap, een besloten vennootschap, of een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is dan wel indien het een buitenlandse onderneming of instelling betreft, deze niet een met deze rechtspersonen vergelijkbare rechtsvorm heeft; of, AB 2018, no. 5 4 n. de statuten niet voldoen aan de bepalingen omtrent aandelen en doelomschrijving, bedoeld in de algemene vergunningsvoorschriften. 2. Het tweede lid komt te luiden: 2. De Bank kan besluiten dat een kredietinstelling niet hoeft te voldoen aan één of meer van de voorwaarden, genoemd in het eerste lid, indien deze aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet volledig kan worden voldaan en dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken anderszins voldoende zijn bereikt. De Bank kan het hiervoor bedoelde besluit wijzigen of intrekken, indien naar haar oordeel de omstandigheden waaronder het besluit is genomen zodanig zijn gewijzigd dat de doeleinden die deze landsverordening beoogt te bereiken niet langer worden bereikt. 3. In het zesde lid wordt “als bedoeld in het eerste lid” vervangen door: als bedoeld in artikel 2, eerste lid. D Artikel 6 komt te luiden: Artikel 6 Een kredietinstelling waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verleend, is gehouden aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, alsmede aan de voorschriften verbonden aan en de beperkingen gesteld bij de vergunning te blijven voldoen. E Na artikel 6 worden drie artikelen ingevoegd, luidende: Artikel 6a 1. De Bank heeft verordenende bevoegdheid voor het stellen van regels omtrent de invoering, uitvoering en handhaving door vergunninghouders van passende procedures voor controle, communicatie en andere te treffen maatregelen ter uitvoering van deze landsverordening. De Bank stelt bij verordening ten behoeve van de ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht staande kredietinstellingen algemeen verbindende voorschriften vast met betrekking tot: a. deskundigheid en integriteit; b. financiële waarborgen; c. bedrijfsvoering, waaronder maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering en de administratieve organisatie van de kredietinstelling, daaronder begrepen de financiële administratie en de interne controle; en, d. informatieverschaffing aan de Bank en aan het publiek. 2. Onder algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden in ieder geval verstaan regels ter zake van: a. het tegengaan van verstrengeling van tegenstrijdige belangen; AB 2018, no. 5 5 b. het voorkomen van betrokkenheid van de kredietinstelling en van haar werknemers bij strafbare feiten die het vertrouwen in de kredietinstelling of in de financiële markten in het algemeen schaden; c. het voorkomen van betrokkenheid van de kredietinstelling en van haar werknemers bij handelingen die anderszins in het maatschappelijk verkeer zodanig onaanvaardbaar zijn, dat deze het vertrouwen in de kredietinstelling of in de financiële markten in het algemeen schaden; d. het vaststellen van de identiteit, de aard en de achtergrond van de cliënten van de kredietinstelling; e. ordelijke en transparante financiële marktprocessen; en, f. zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten of consumenten, zoals het waarborgen van de informatieverstrekking aan cliënten of consumenten. 3. De Bank kan ter uitvoering van aanbevelingen en regelingen van internationale of intergouvernementele organisaties, bij verordening algemeen verbindende voorschriften van technische en organisatorische aard uitvaardigen ten behoeve van de ingevolge deze landsverordening onder haar toezicht staande kredietinstellingen. 4. Alvorens de Bank deze algemeen verbindende voorschriften vaststelt of wijzigt, pleegt de Bank overleg met de representatieve organisaties. 5. De Bank kan bepalen dat de algemeen verbindende voorschriften, bedoeld in het eerste en derde lid, ook van toepassing zijn op degenen met een ontheffing of vrijstelling als bedoeld in artikel 45, vierde respectievelijk vijfde lid. 6. Een kredietinstelling waaraan een vergunning is verleend, is verplicht zich te houden, alsmede zich te blijven houden aan de voorschriften, bedoeld in het eerste en derde lid. 7. De voorschriften, bedoeld in het eerste en derde lid, treden in werking op een in die voorschriften te bepalen tijdstip doch niet eerder dan de bekendmaking, bedoeld in artikel 98, tweede lid, van de Staatsregeling. De Bank plaatst de voorschriften digitaal op de website van de Bank. Artikel 6b 1. De Bank legt de algemeen verbindende voorschriften, bedoeld in deze landsverordening, ter goedkeuring voor aan de minister. 2. De voordracht tot publicatie van de algemeen verbindende voorschriften wordt niet eerder gedaan dan nadat deze zijn goedgekeurd door de minister. 3. De minister kan in het geval dat de algemeen verbindende voorschriften in strijd zijn met het recht en de Bank de geconstateerde onvolkomenheid na overleg niet heeft weggenomen, weigeren de goedkeuring te verlenen. Het besluit tot onthouding van goedkeuring is met redenen omkleed en bepaalt de gevolgen daarvan. 4. De goedkeuring wordt geacht te zijn gegeven indien de minister binnen vier weken na het overleggen van de algemeen verbindende voorschriften, niet heeft gereageerd. 5. Indien een door de Bank vastgestelde verordening naar het oordeel van de minister in strijd is met het recht, kan de regering de verordening geheel of gedeeltelijk vernietigen wegens strijd met het recht, de Raad van Advies gehoord. Het landsbesluit tot vernietiging is met redenen omkleed en bepaalt de gevolgen daarvan. AB 2018, no. 5 6 Artikel 6c 1. De Bank kan bij overtreding van artikel 2, eerste lid, of van artikel 45, eerste en tweede lid, dan wel in het geval dat in strijd wordt gehandeld met de voorschriften of beperkingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, of met de in artikel 45, vierde en vijfde lid, bedoelde beperkingen respectievelijk voorschriften, een openbare waarschuwing uitvaardigen, indien nodig onder vermelding van de overwegingen die tot die waarschuwing hebben geleid. 2. De Bank kan tevens voor het feit dat een ondernemer, onderneming of instelling het woord “bank”, “krediet” of “spaar” en vertalingen of vormen daarvan bezigt in strijd met artikel 44 of het feit dat een onderneming of instelling handelt in strijd met artikel 45 een openbare waarschuwing uitvaardigen. 3. De bevoegdheid om een openbare waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid uit te vaardigen laat onverlet de bevoegdheid van de Bank om openbare waarschuwingen van internationale of intergouvernementele organisaties, in Sint Maarten te publiceren. 4. Indien de Bank besluit een openbare waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid uit te vaardigen, stelt zij de betrokken persoon of instelling in kennis van het besluit. 5. Het besluit vermeldt in ieder geval de geconstateerde overtreding, de inhoud van de openbaarmaking, de gronden waarop het besluit berust alsmede de wijze waarop en de termijn waarna de openbare waarschuwing zal worden uitgevaardigd. 6. Het uitvaardigen van een openbare waarschuwing geschiedt niet eerder dan nadat vijf werkdagen zijn verstreken na de dag waarop de betrokken persoon of instelling overeenkomstig het vierde en vijfde lid in kennis is gesteld van het besluit. 7. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak wordt de werking van het besluit opgeschort totdat er een uitspraak is van het Gerecht. 8. Indien bescherming van de belangen die deze landsverordening beoogt te beschermen geen uitstel toelaat, kan de Bank, in afwijking van de voorgaande leden, onverwijld een openbare waarschuwing uitvaardigen. 9. De uitvaardiging van een openbare waarschuwing als bedoeld in dit artikel, geschiedt digitaal op de website van de Bank dan wel op een andere door de Bank te bepalen wijze. F Artikel 7 komt te luiden: Artikel 7 1. Op een aanvraag om een vergunning beslist de Bank uiterlijk 60 dagen na ontvangst van een volledige aanvraag en deelt de aanvrager haar beslissing bij aangetekende brief mee. 2. De voor het geven van een vergunning bepaalde termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt opgeschort tot de dag waarop de aanvraag krachtens artikel 3, derde lid, is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. AB 2018, no. 5 7 3. Een besluit tot verlening van een vergunning wordt binnen twee weken na de dagtekening van de vergunning digitaal bekend gemaakt op de website van de Bank. G Artikel 8 komt te luiden: Artikel 8 1. Indien blijkt dat het bedrijf van een kredietinstelling wordt uitgeoefend zonder een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt op aanwijzing van de Bank, onverminderd het bepaalde in artikel 50, de uitoefening van dat bedrijf onmiddellijk gestaakt en worden onder toezicht van de Bank de verrichte handeling of handelingen, voor zover de Bank zulks mogelijk acht, binnen een door de Bank te stellen termijn, ongedaan gemaakt. De Bank kan, indien daartoe wordt verzocht, alsnog vergunning verlenen om het bedrijf van een kredietinstelling uit te oefenen. 2. Indien het bedrijf van een kredietinstelling zonder een vergunning wordt uitgeoefend door een vennootschap opgericht naar Sint Maartens recht, kan de Bank, onverminderd het bepaalde in artikel 50, aan de rechter in eerste aanleg ontbinding van de vennootschap vorderen, wanneer deze na een aanwijzing van de Bank als bedoeld in het eerste lid, het bedrijf van een kredietinstelling blijft uitoefenen. Op een ontbonden verklaring zijn de bepalingen in titel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die betrekking hebben op de ontbinding van een rechtspersoon, van overeenkomstige toepassing. H Artikel 9 komt te luiden: Artikel 9 1. De Bank trekt de vergunning in, indien: a. de vergunninghouder de intrekking daarvan verzoekt. Binnen 60 dagen na ontvangst van een zodanig verzoek wordt daarop door de Bank beslist; b. blijkt dat de vergunninghouder niet heeft voldaan aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 4, eerste lid; c. de vergunninghouder niet binnen een door de Bank vast te stellen termijn met haar bedrijf daadwerkelijk een aanvang heeft gemaakt; d. de vergunninghouder kennelijk haar bedrijf niet meer uitoefent; e. de vergunninghouder opgehouden heeft kredietinstelling te zijn; f. de vergunninghouder van de vergunning misbruik of oneigenlijk gebruik maakt; g. de structuur van de groep waarvan de kredietinstelling deel uitmaakt zodanig wordt gewijzigd dat de Bank of de instantie van het land van herkomst die met het toezicht op kredietinstellingen is belast, onvoldoende adequaat en effectief toezicht, onderscheidenlijk geconsolideerd toezicht kan uitoefenen op de kredietinstelling; of, AB 2018, no. 5 8 h. de kredietinstelling of één van de beleidsbepalende of medebeleidsbepalende personen van de betreffende kredietinstelling niet of niet meer voldoen aan de bij of krachtens deze landsverordening of de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties opgelegde verplichtingen. 2. De Bank kan de vergunning intrekken, indien: a. de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de vergunning zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op het verzoek een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van het verzoek de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest; b. zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan, zo zij vóór het tijdstip waarop de vergunning werd verleend zich hadden voorgedaan, of bekend waren geweest, de vergunning zou zijn geweigerd; c. de kredietinstelling aan een waarschuwing of aanwijzing als bedoeld in artikel 10, binnen een door de Bank te bepalen termijn geen gevolg heeft gegeven; d. de kredietinstelling niet voldoet aan de voorschriften gegeven krachtens de artikelen 19 en 21; of, e. de kredietinstelling niet beschikt over een verklaring omtrent de getrouwheid dan wel die verklaring een andere inhoud heeft dan dat de jaarrekening van de instelling een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de kredietinstelling en van het resultaat over het desbetreffende boekjaar. 3. Het besluit tot intrekking van de vergunning of de weigering tot intrekking van de vergunning is met redenen omkleed en wordt door de Bank bij deurwaardersexploot aan de betrokken kredietinstelling betekend. 4. Het besluit tot intrekking van de vergunning en, indien de Bank zulks noodzakelijk acht in het belang van de ontwikkeling en instandhouding van een gezond bank- en kredietwezen, ook de redenen voor de intrekking, worden zo spoedig mogelijk nadat dit besluit onherroepelijk is geworden, digitaal bekend gemaakt op de website van de Bank. De Bank kan, indien zij dit in het belang van de crediteuren van de kredietinstelling nodig acht, het besluit, alsmede de redenen voor de intrekking, bedoeld in de eerste volzin, eveneens op andere door haar te bepalen wijze bekendmaken. De kosten van de laatstbedoelde bekendmaking komen ten laste van de betrokken kredietinstelling. 5. De Bank kan de in het vierde lid bedoelde publicatie tot een nader door haar te bepalen tijdstip aanhouden, indien de bekendmaking ernstige schade aan de belangen van de crediteuren zou kunnen toebrengen. 6. De Bank zegt de kredietinstelling waarvan een vergunning is ingetrokken en die tegen het besluit tot intrekking bezwaar of beroep heeft aangetekend, per aangetekende brief aan dat vanaf het tijdstip van intrekking van de vergunning alle of bepaalde organen van de kredietinstelling hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring door één of meer door de Bank aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen, welke aanzegging terstond van kracht wordt. Met betrekking tot deze aanzegging is het bepaalde in artikel 22, vierde lid, onderdelen a, b, d en e, van overeenkomstige toepassing. Het is de kredietinstelling verboden in strijd met de aanzegging van de Bank te handelen. AB 2018, no. 5 9 7. De kredietinstelling waarvan de vergunning is ingetrokken en het besluit tot intrekking onherroepelijk is geworden, is verplicht haar werkzaamheden als kredietinstelling af te wikkelen conform de door de Bank vast te stellen voorwaarden, procedure en termijn. De Bank kan daarbij de uitoefening van de bevoegdheid van de kredietinstelling om over haar waarden te beschikken beperken of haar verbieden om - anders dan met schriftelijke machtiging van de Bank - over deze waarden te beschikken. 8. De kredietinstelling die bezwaar of beroep heeft aangetekend tegen de weigering van de Bank haar vergunning in te trekken zet, hangende de behandeling van het bezwaar of beroep, haar bedrijf voort met inachtneming van de bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde algemeen verbindende voorschriften alsmede de voorschriften verbonden aan en de beperkingen gesteld bij de vergunning. I Artikel 10, vijfde lid, vervalt. J Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt: 1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het register bevat voorts één of meerdere bijlagen waarin natuurlijke personen en kredietinstellingen met een ontheffing als bedoeld in artikel 45, worden ingeschreven. 2. Het zesde lid komt te luiden: 6. Elke inschrijving in het register wordt binnen twee weken na de dag van de inschrijving, digitaal bekend gemaakt op de website van de Bank. In de maand januari van elk jaar publiceert de Bank een afschrift van het register naar de stand per 31 december van het voorafgaande jaar digitaal op haar website. K In artikel 12, eerste lid, wordt “toezicht” vervangen door: toezicht, alsmede voor het bevorderen van een veilig en efficiënt betalingsverkeer. L Artikel 15 komt te luiden: Artikel 15 1. Iedere kredietinstelling is verplicht jaarlijks binnen een door de Bank vast te stellen termijn een jaarrekening, ten minste bevattend een balans en een winst- en verliesrekening met bijbehorende toelichting, over het afgelopen boekjaar, in een door de Bank vast te stellen vorm bij de Bank in te dienen. Hierbij worden ook een verklaring van een externe deskundige en de directiebrieven gevoegd. AB 2018, no. 5 10
Description: