In Het wel en wee gaat Armando op dezelfde voet verder als in De haperende schepping (2003). Ook deze bundel is een verzameling ultrakorte verhalen vol weemoed en vergankelijkheid, verdrongen schuldgevoelens en onthechting, daders en slachtoffers, macht en onmacht, mensen en dieren. Een jongen die in opstand komt tegen zijn meerderen omdat zij hem dwingen scherven glas te eten. Een man die onopgemerkt op de rug van een reuzenschildpad zit en daarin het bewijs ziet dat de mensheid volledig is afgestompt. Een schijnbaar onbeduidende overpeinzing van een ik-figuur over de zinloosheid van het leven en de onmacht van de mens om zich met zijn lot te verzoenen.In soms niet meer dan twintig regels schetst Armando zijn medemens. Buitenstaanders zijn het, beschouwers van elkaar of van zichzelf, van de omgeving, de natuur en het verleden.