Ett)/3// 33 Het Rooms-Friese recht De civiele rechtspraktijk van het Hof van Friesland in de 17e en 18e eeuw J.H.A. LOKIN C.J.H. JANSEN E BRANDSMA MINISTERIE VAN JUSTITIE • Wetenschappelijk Onderzoek- en Docomentatiecentrum 's-Gravenhage (cid:9) qt/11 33 Hilversum, Ver Leeuwarden, Ryl 1999 i Deze uitgave kwam (mede) tot stand met financiële steun van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie. Ter gelegenheid van het feit dat 500 jaar geleden het Hof van Friesland werd opgericht, verschenen de volgende boeken: — J.H.A. Lokin, C.J.H. Jansen en F. Brandsma, Het Rooms-Friese recht. De civiele rechts- praktijk van het Hof van Friesland in de 17e en 18e eeuw — 0. Vries, B.S. Hempenius-van Dijk, P. Nieuwland en P. Baks, De Heeren van den Raede. Biografieën en groepsportret van de raadsheren van het Hof van Friesland, 1499-1811 — R.S. Wegener Sleeswijk en L. Oldersma, Rechterlijk Friesland 1811-1999. Naamlijst leden rechterlijke macht, leden openbaar ministerie en griffiers — J.L. Berns t, B.S. Hempenius-van Dijk, D.P. de Vries, P. Nieuwland, A.P. van Nie- nes en S. de Haan, Archief Hof van Friesland. Inventaris van het archief van de Raad, na 1515 het Hof van Friesland (1502) 1516-1811 In het najaar van 1999 zal nog een bundel verschijnen met daarin de teksten van de lezingen, gehouden tijdens het symposium '500 jaar Hof van Friesland' op 24 september 1999 te Leeuwarden Op het omslag: de Kanselarij te Leeuwarden in 1901. Foto coll. Ryksargyf nr. 4556. ISBN 90-6550-075-8 J.H.A. Lokin, C.J.H. Jansen, F. Brandsma & Uitgeverij Verloren, Postbus 1741 1200 BS Hilversum tel. 035-6857856 fax 035-6836557 Omslag Frederike Bouten, Utrecht Druk Wilco, Amersfoort Brochage Van Waarden, Zaandam No part of this book may be reproduced in any form without written permission from the publisher. Inhoudsopgave Lijst van verkort aangehaalde literatuur 9 Verantwoording 11 Het Hof van Friesland: Een korte institutionele geschiedenis (cid:9) 15 De instelling en ontwikkeling van het Hof van Friesland (cid:9) 15 De rechtsprekende competentie van het Hof van Friesland (cid:9) 19 Het toepasselijke recht (cid:9) 20 De onderlinge verhouding tussen het Friese en het Romeinse recht (cid:9) 26 Conclusie (cid:9) 27 II De verleidelijke vaandrig: De lotgevallen van een minderjarige onder de patria pot estas(cid:9) 31 Minderjarigheid (cid:9) 31 Patria potestas(cid:9) 32 Minderjarigheid en patria potestas in de dagelijkse praktijk (cid:9) 33 Toepasselijkheid van het Senatusconsultum Macedonianum (cid:9) 35 Hypotheekvestiging en bekrachtiging (cid:9) 37 Een eerste terzijde: de exceptio non numeratae pecuniae (cid:9) 40 Een tweede terzijde: dolus (bedrog) (cid:9) 42 Conclusie (cid:9) 43 III De taak van een zorgvuldig beheerder: Perikelen rondom een niet gedane belegging (cid:9) 45 Beheer over goederen (cid:9) 45 De zaak Wigeri en Beerents tegen Feijens e.a. nader bekeken (cid:9) 47 De taak van een zorgvuldig beheerder (cid:9) 49 Conclusie (cid:9) 54 IV Over hulpbehoevende vrouwen: Het intercessieverbod (cid:9) 57 Het intercessieverbod (cid:9) 58 Beperkingen van het intercessieverbod (cid:9) 60 Rechtsdwaling (cid:9) 64 Renunciatie (cid:9) 66 Renunciatie anders dan door publieke akte (cid:9) 68 Conclusie (cid:9) 71 6 (cid:9) Inhoudsopgave V De cessionaris die geen kennis van de cessie gaf: Over de cessie (cid:9) 73 Cessie in het Romeinse recht (cid:9) 73 Cessie in het ius commune (cid:9) 75 De akte van cessie (cid:9) 77 De constitutie van keizer Gordianus (cid:9) 78 Eigen wetenschap van de debiteur (cid:9) 80 Conclusie (cid:9) 86 VI Mobilia babent sequelam: Van hypotheek op koeien en paarden, oftewel van Frieslandt, alwaar het jus Romanum naukeurigh geobserveert wort 87 Een swart kold merrypaard (cid:9) 87 Romeins recht of Germaans recht? (cid:9) 88 Het Rooms-Hollandse recht (cid:9) 91 Van Fenema en Heringa, oftewel het Rooms-Friese recht (cid:9) 95 's Hots beslissing: tot ruine van alle neeringh? (cid:9) 102 Jus apud Frisios, utentes doctrina juris Justinianae(cid:9)i 103 VII Een weinigje verder om: Of Hoe veel de Romeinsche voeten grooter waa- ren, dan nu de Friesche zijn: Mag de eigenaar van een dienend erf een erf- dienstbaarheid verleggen? (cid:9) 105 Kwelzucht of quelzugt? (cid:9) 105 Op fatsoenlijke wijze (cid:9) 106 De communis opinio doctorum (cid:9) 111 Het Rooms-Hollandse recht (cid:9) 112 Terug naar Bruinsma en Jans en het Rooms-Friese recht (cid:9) 114 VIII De teleurgestelde erfgename: Het onwillige slachtoffer van de cautio Socini 117 Nader over testamentair erfrecht (cid:9) 118 De cautio Socini (cid:9) 120 Cramer versus Cramer (cid:9) 120 Nogmaals de cautio Socini (cid:9) 124 Een internationaal privaatrechtelijk terzijde (cid:9) 127 Conclusie (cid:9) 129 IX De koop van een bouwval bij een openbare verkoop: Toepasselijkheid van het leerstuk van de laesio enormis (cid:9) 131 Inleiding (cid:9) 131 De laesio enormis in het Rooms-Friese recht (cid:9) 133 Toepasselijkheid van de laesio enormis bij openbare verkoop (cid:9) 135 De zaak Eentjes tegen Ydema (cid:9) 136 Juridische en feitelijke onderbouwing (cid:9) 137 Conclusie (cid:9) 139 Inhoudsopgave 7 X De ignorante kerkvoogden: Of moet een verkoper de verkochte zaak vrij van lasten leveren? (cid:9) 143 Een 'moderne' kwestie (cid:9) 143 Nyncke Heinsius en haar mede-erfgenamen tegen de kerkvoogden van Akkerwoude 144 De vrijwaringsverplichting van de verkoper in geval van zakelijke lasten naar Romeins recht (cid:9) 146 Het Rooms-Hollandse recht (cid:9) 150 Het Rooms-Friese recht (cid:9) 153 Conclusie (cid:9) 161 XI Eigen gebruik van akkerland: Koop breekt geen huur? (cid:9) 163 De zaak Roels tegen Rispens (cid:9) 163 Het Romeinse recht (cid:9) 164 Het Rooms-Friese recht (cid:9) 166 De argumenten in de zaak Roels tegen Rispens (cid:9) 167 Koop breekt geen huur? (cid:9) 169 Conclusie (cid:9) 171 XII Van boetes, schade en smertloon: De acties uit onrechtmatige daad (cid:9) 173 Poenaal of reipersecutoir (cid:9) 173 De litis contestatio(cid:9) 175 Boetes en schadeberekening bij kwetsing (cid:9) 179 Smertloon (cid:9) 187 Conclusie (cid:9) 190 XIII De onbekwame advocaat: Salariëring en beroepsaansprakelijkheid (cid:9) 193 De juridische betrekking tussen de advocaat en zijn cliënt in het Romeinse recht 194 Honorarium (cid:9) 195 Het redelijke honorarium in het ius commune (cid:9) 197 Onjuist gewezen vonnissen (cid:9) 200 De condictio indebiti op grond van een onjuist gewezen vonnis (cid:9) 202 Herstel in de oude toestand (cid:9) 206 Beroepsaansprakelijkheid (cid:9) • 207 Conclusie (cid:9) 210 XIV Om den bloedtgierige viandt zyn cruele voorneemen te beletten: De recht- matige overheidsdaad en de Rhodische wet inzake zeeworp. Een Rooms-Frie- se Quint-Te Poel (cid:9) 211 Rechtmatig of onrechtmatig? (cid:9) 211 De zaak van Sierck Lieuwes tegen de Staten van Friesland (cid:9) 213 De grondslag van 's Hofs beslissing (cid:9) 216 Het Rooms-Hollandse recht (cid:9) 221 Het Rooms-Friese recht (cid:9) 221 Conclusie (cid:9) 223 8 (cid:9) Inhoudsopgave Slotbeschouwing (cid:9) 225 Archivalia Rijksarchief Friesland (cid:9) 233 Herkomst van de illustraties (cid:9) 235 Bronnenregister (cid:9) 236 Trefwoordenregister (cid:9) 239 Lijst van verkort aangehaalde literatuur' Beucker, Rerum judicatarum: J. Beucker, Rerum in suprema Frisionum curia judica- tarum fasciculus, Leeuwarden 1782. De Groot, Inleidinge: H. de Groot, Inleidinge tot de Hollandsche Rechts-Geleerd- heid (door E Dovring, H.F.W.D. Fischer, E.M. Meijers), tweede uitgave, Leiden 1965. Feenstra-Zimmermann, Das r•5misch-ho%ndische Recht: Robert Feenstra-Reinhard Zimmermann (Hrsg.), Das reimisch-honndische Recht. Fortschritte des Zivilrechts im 17. und 18. Jahrhundert, (Schriften zur EuroOischen Rechts- und Verfassungs- geschichte Band 7), Berlijn 1992. Groenewegen van der Made, De legibus abrogatis: S. Groenewegen van der Made, Trac- tatus de legibus abrogatis et inusitatis in Hollandia vicinisque regionibus, Leiden 1649. Hamerster, Statuten, Ordonnantien: D. Hamerster, Naukeurige en duidelijke Verklaring over de Statuten, Ordonnantien, Reglementen en Costumen van Rechte in Fries- landt, derde druk, Leeuwarden 1760. Huber, Heedensdaegse Rechtsgeleertheyt: U. Huber, Heedensdaegse Rechtsgeleert- heyt, Soo elders, als in Frieslandt gebruikelyk, vyfde druk (Vermeedert met veele nieuwe gewysde saken door Z. Huber), Amsterdam 1768. Huber, Praelectiones juris civilis: U. Huber, Praelectionum juris civilis tomi tres se- cundurn Institutiones et Digesta Justiniani, ed. Leipzig 1725. Huber, Observationes rerum judicatarum: Z. Huber, Observationes rerum forensi- um ac notabilium, in suprema Frisiorum curia judicatarum, Leeuwarden 1723. Huber, Observationes rerum judicatarum, II: Z. Huber, Decisiones Frisicae, sive Ob- servationes rerum in suprema Frisiorum curia judicatarum, pars altera, Franeker 1727. Lokin, Prota: J.H.A. Lokin, Prota. Vermogensrechtelijke leerstukken aan de hand van Romeinsrechtelijke teksten, vierde druk, Groningen 1995. Nauta, Decisien: G. Nauta, De decisien van het Hoff van Frieslandt, Leeuwarden 1779. Van de Sande, De actione cessionum: J. van de Sande, Commentarii duo singulares, quorum primus est de actionum cessione, Leeuwarden 1657. Van de Sande, Gewijsder Saecken: J. van de Sande, Vijff boecken der Gewijsder Saec- ken voor den Hove van Vries-land, Leeuwarden 1652. Voet, Commentarius ad Pandectas: J. Voet, Commentarius ad Pandectas, in quo pra- 1 De vertalingen van de Digestenteksten zijn of van eigen hand of ontleend aan J.E. Spruit, R. Feenstra, K.E.M. Bongenaar (red.), Corpus luns Civilis, Tekst en Vertaling, II, Zutphen en 's-Gravenhage 1994; III, Zutphen en 's- Gravenhage 1996; IV, Zutphen en 's-Gravenhage 1997. 10 (cid:9) Lijst van verkort aangehaalde literatuur eter Romani juris principia ac controversias illustriores, jus etiam hodiernum, et pra- ecipuae fori quaestiones excutiuntur, 2 banden, vierde druk, ed. Den-Haag 1723. Zimmermann, The Law of Obligations: R. Zimmermann, The Law of Obligations. Roman Foundations of the Civilian Tradition, Kaapstad-Deventer-Boston 1992 (Ox- ford 1996). Verantwoording Nergens ter wereld treft men een volk aan dat zo Rooms is als het Friese volk. Deze uitspraak stamt van de grootste der Friese juristen, Ulrik Huber, die leefde van 1636 tot 1694. Dadelijk moet gezegd worden dat onder het woord Rooms iets anders ver- staan moet worden dan men er heden ten dage onder verstaat. Niet op de Roomse gods- dienst, maar op de Roomse wetten was Friesland georiënteerd en daarom kon Huber schrijven: 'dat het Roomsche recht hier suiverder en platter onderhouden wort, als in eenig deel, landt of staet van de Christene wereld. Staende bij ons vast desen regel, wat niet blijkt verandert te zijn by het Friesche recht, blijft soo, als het by de Roomsche wet- ten is vastgestelt» Huber was niet de enige die de aanhankelijkheid van de Friezen aan het recht van Rome constateerde. Alle schrijvers uit de 17e en 18e eeuw, ook de niet-Friese, hebben zich in dezelfde zin uitgelaten. Om bij één ander voorbeeld te blijven: de Hollandse jurist Groenewegen van der Made schrijft in het voorwoord van zijn boek over de af- geschafte en in onbruik geraakte Romeinse wetten, dat 'toch van allen de Friezen zich het meest strikt houden aan het Romeinse recht.'2 De bewijzen van deze algemeen aan- vaarde opvatting zijn her en der te vinden in de werken der verschillende schrijvers, maar liggen uiteindelijk opgetast in de archieven van het Hof van Friesland, die zich bevinden in het Friese Rijksarchief. Deze archieven immers bevatten onschatbare ge- gevens over de Friese rechtspraktijk van de 17e en 18e eeuw in de zorgvuldig bewaar- de sententieboeken, die veel meer informatie bevatten dan de kale beslissingen van het Hof en in de procesdossiers die vanaf het jaar 1700 volledig zijn overgeleverd.' Ook het linnen zakje waarin de documenten werden opgeborgen is steeds mee bewaard. Zou vanuit deze schatkamer de door de schrijvers vermelde `allerstrengste' naleving van het Romeinse recht in Friesland zichtbaar kunnen worden gemaakt? Dat was de vraag die de rijksarchivaris van Friesland mr D.P. de Vries ons heeft gesteld en die wij in dit boek hebben getracht te beantwoorden. In de vraag en in de opdracht die wij vervolgens meekregen liggen enige beperkin- gen besloten waaraan wij ons gaarne hebben gehouden. Zo is het ons uitsluitend te doen 1 Huber, Heedensdaegse Rechtsgeleertheyt, 1,2,47. 2 Groenewegen van der Made, De legibus abrogatis, proemium, nr. 4: Prae caeteris tamen omnium strictissime juri Romano inhaerent Frisii. 3 De processtukken van voor 1700 zijn op een enkele na verloren gegaan. Ons resten helaas slechts de sententies in de sententieboeken waaruit soms de argumenten van partijen nog te reconstrueren zijn. Vermelding verdient dat processtukken van na 1700 alle stukken van een zaak bevat, d.w.z. de uitspraken van de nedergerechten, de enquê- tes, remonstranties, interlocutoire vonnissen enz., alles in één dossier. 12 (cid:9) Verantwoording geweest om de juridische kern in de argumenten van de advocaten en de door het Hof van Friesland gegeven oplossingen. Dat betekent dat wij ons niet hebben beziggehouden met de persoonlijke lotgevallen van de partijen, hun advocaten en hun rechters. 4 De lezer vindt dus weinig of niets over wie met wie getrouwd was, wie familie was van wie, of het huis waarin gedaagde woonde nog bestaat, waar eiser geboren en gedoopt is, enz. enz. Hoezeer wij het belang van dergelijke bijzonderheden ook onderkennen, wij hebben ons tot de juridische kwesties beperkt en laten de berichtgeving van de wat wij nu maar noemen metajuridische aspecten graag over aan onderzoekers die daarin meer bekwaam zijn. Toch zijn wij niet zover gegaan dat wij naar de gewoonte van de 17e-eeuwse schrijvers de echte namen hebben vervangen door Titius, Maevius en Sem- pronius. De combinatie van de meestal oer-Friese namen en de Romeinse teksten geeft op beeldende wijze het karakter aan van wat het Rooms-Friese recht is gaan heten. In de tweede plaats hebben wij onze aandacht vooral gericht op het civiele recht, om- dat dat nu eenmaal het meest door het Romeinse recht is beïnvloed. Uit de grote mas- sa van dat civiele recht hebben wij die leerstukken gekozen die de hedendaagse jurist nog steeds in de rechtspraktijk zal aantreffen. Kortom, leerstukken die de grondsla- gen van het geldende recht vormen. Daarom is in ieder hoofdstuk steeds de lijn naar het huidige recht doorgetrokken. Elk hoofdstuk is daardoor een eenheid op zichzel- ve en laat zich afzonderlijk lezen. Dikwijls vormt een Friese rechtszaak de aanleiding tot een thematische beschouwing, soms beslaat één proces een heel hoofdstuk. Naar een uitputtende behandeling van de aan de orde komende leerstukken is niet gestreefd. Zij zou het boek tot onaanvaardbare proporties hebben doen uitdijen. Het patroon van behandeling diende zich als het ware vanzelf aan: de processtukken waarin voort- durend naar bekend veronderstelde Romeinsrechtelijke teksten wordt verwezen, noop- ten steeds tot een uiteenzetting van het Romeinse, dat wil zeggen het Justiniaanse recht. Pas daarna kon het Rooms-Friese recht met zijn eigen varianten ten volle worden be- grepen en uitgelegd. Bij die uitlegging werd het Rooms-Hollandse recht waar moge- lijk betrokken, vooral daar waar het van het Rooms-Friese afweek. Met de bespreking van de talloze auteurs uit de traditie van het ins commune buiten de Hollandse en Frie- se zijn wij spaarzaam geweest om niet de grenzen van de ons toegemeten ruimte te over- schrijden. Getracht is de in hoofdstukken verdeelde onderwerpen zoveel mogelijk over het pri- vaatrecht te spreiden. Bij de onvermijdelijke, immer ietwat willekeurige keuze die daar- door moest worden gemaakt, hebben wij ons door twee overwegingen laten leiden: enerzijds door de wetenschap dat Friesland in een bepaald leerstuk zijn eigen 'Room- se' weg ging, anderzijds door de leemten die Reinhard Zimmermann constateerde in de mede door hem geredigeerde bundel over het Rooms-Hollandse recht.' Hij schrijft daarin immers dat het jammer is dat onder andere de cessie en de actio iniuriarum niet in de bundel worden behandeld en deze constatering was voor ons een aansporing om deze onderwerpen tegen het (Friese) licht te houden. Het zal de lezer op grond van 4 Schijnbare uitzondering hierop zijn enkele persoonlijke gegevens van de familie Huber. Schijnbaar, omdat zij onderdeel vormen van het beledigingsproces dat Ulrik Huber aanspande tegen zijn collega Jacobus Perizonius. Zie hoofdstuk XII. 5 Feenstra-Zimmermann, Das riimisch-hohndische Recht, p. 6 en p. 50.
Description: