Inhoudstafel WOORD VOORAF 3 INLEIDING 4 DEEL 1: EEN TYPERING VAN DE DOELGROEP 7 Inleiding 8 Hoofdstuk 1: Kenmerken van de doelgroep en de opvoedingssituatie 9 1.1 Ouder-, kind- en omgevingskenmerken 9 1.2 Kenmerken van de opvoedingssituatie 10 1.3 Samenhang van de kenmerken van de doelgroep 15 Hoofdstuk 2: Een model van de opvoedingssituatie 22 DEEL 2: DRAAIBOEK VOOR HET OPZETTEN VAN EEN RESIDENTIËLE SETTING VOOR DRUGVERSLAAFDE OUDERS MET JONGE KINDEREN 26 Inleiding 27 Hoofdstuk 3: Theoretisch kader en doelstellingen 28 3.1 Theoretisch kader 28 3.2 Doelstellingen 31 Hoofdstuk 4: Het behandelingstraject 33 4.1 Verwijzing 33 4.2 Inclusie- en exclusiecriteria 34 4.3 Het eigenlijke behandelingstraject 36 Hoofdstuk 5: Structurele aspecten van de voorziening 42 5.1 Capaciteit en doelpubliek 42 5.2 Infrastructuur 44 5.3 Het behandelend team 47 Hoofdstuk 6: Het programma 51 6.1 Algemene elementen 51 6.2 Ondersteuning van de ouder 56 6.3 Ondersteuning van het kind 59 6.4 Relatie met de omgeving 65 6.5 Pedagogische ondersteuning 68 6.6 Integratie van verschillende programma-elementen 70 1 Hoofdstuk 7: Specifieke doelgroepen 73 7.1 Zwangere vrouwen 73 7.2 Moeders met een pasgeboren kind 75 Hoofdstuk 8: Nazorg 78 8.1 Het halfweghuis 78 8.2 Ambulante begeleiding 81 DEEL 3: IMPLEMENTATIE VAN OPVOEDINGSONDERSTEUNENDE METHODIEKEN IN EEN RESIDENTIËLE SETTING VOOR DRUGVERSLAAFDE OUDERS MET JONGE KINDEREN 83 Inleiding 84 Hoofdstuk 9: Opvoedingsondersteuning in een residentiële voorziening 85 9.1 Wat is opvoedingsondersteuning? 85 9.2 Visie op opvoedingsondersteuning 87 9.3 Opvoedingsondersteuning in het programma 89 Hoofdstuk 10: Individuele opvoedingsondersteuning 95 10.1 Individuele begeleiding 95 10.2 Handelingsplanning 98 10.3 Video-interactiebegeleiding 100 10.4 Andere methodieken van individuele opvoedingsondersteuning 115 Hoofdstuk 11: Opvoedingsondersteuning in groep 118 11.1 Oudercursussen 118 11.2 Oudergroepen 124 12.3 Andere methodieken van opvoedingsondersteuning in groep 128 DEEL 4: KWALITEITSBEWAKING EN EVALUATIE 130 Hoofdstuk 12: Kwaliteitsbewaking en evaluatie 131 12.1 De noodzaak van kwaliteitsbewaking 131 12.2 Evaluatie van een residentieel ouder-kindprogramma 132 12.3 Evaluatie van het implementatiesproces van VIB in de Tipi 135 LITERATUURLIJST 137 BIJLAGEN 149 2 WOORD VOORAF Convenantwerking In de periode 1999-2001 ontwikkelde VAD op basis van een convenant met de Vlaamse overheid, een aantal concepten en methodieken, waarbij zowel theorievorming als de ontwikkeling van nieuwe modellen voor nieuwe doelgroepen aan bod kwamen. Op die manier kon worden ingespeeld op een aantal maatschappelijke ontwikkelingen. Druggebruikers met jonge kinderen Bij de operationalisering van deze nieuwe concepten werd vanuit de sector zelf, geïnspireerd door een project met kinderen van alcoholisten, het voorstel gelanceerd om een project te ontwikkelen naar druggebruikers met jonge kinderen. Bedoeling was om de kennis terzake te bundelen en bruikbare werkvormen te ontwikkelen om de doelgroep ‘druggebruikers met jonge kinderen’ te ondersteunen. De concept- en methodiekontwikkeling naar deze doelgroep werd opgesplitst in twee fasen: in een eerste fase werd een vooronderzoek uitgeschreven met een literatuurstudie en een verkenning van bestaande initiatieven en werkvormen in het hulpverleningsproces. Het rapport van dit vooronderzoek, dat door De Kiem werd gerealiseerd, is beschikbaar op VAD. Op basis van de resultaten van de voorstudie werd in een tweede fase een pilootproject uitgeschreven, waarin de ontwikkeling en toepassing van één of meerdere werkvormen werden beoogd. Bij de beoordeling van de projecten werd gekozen om twee pilootprojecten in een verschillende setting uit te werken, met name in een residentiële en in een ambulante werkvorm. De Kiem zorgde voor de invulling van een werkvorm om met ouders met jonge kinderen in een residentiële setting te werken. Het MSOC van Genk binnen de CAD Limburg werkte een ambulant programma uit. In voorliggend draaiboek wordt de implementatie van opvoedingsondersteunende metho- dieken in een residentiële setting voor drugverslaafde ouders met jonge kinderen beschreven. Het is een lijvig draaiboek waarin zowel de achtergronden als het programma, de implementatie en de evaluatie uitgebreid worden beschreven. We hopen dat dit draaiboek inspirerend zal zijn voor andere hulpverleners en handvatten kan aanreiken om in de praktijk met deze doelgroep te gaan werken. Marijs Geirnaert directeur VAD Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) E. Tollenaerestraat 15 1020 Brussel Tel: 02-423.03.33 Fax: 02-423.03.34 e-mail: [email protected] website: www.vad.be 3 INLEIDING Het laatste decennium is er in het werkveld en in wetenschappelijk onderzoek een stijgende interesse voor de drugproblematiek van specifieke cliëntgroepen. Ook voor de doelgroep van drugverslaafde ouders met jonge kinderen komt steeds meer aandacht. Zo schreef de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) in het najaar van 2000 een vooronderzoek uit rond opvoedingsondersteuning voor drugverslaafde ouders met jonge kinderen (Derluyn, Vanderplasschen & Broekaert, 2000). In dit onderzoek werd een inventaris gemaakt van een aantal modellen1 en opvoedingsondersteunende methodieken die gebruikt worden in de hulpverlening aan en ondersteuning van drugverslaafde ouders en hun kinderen. Uit dit vooronderzoek groeide het huidige project, eveneens uitgeschreven en gefinancierd door de VAD Dit residentiële luik van het project werd toegewezen aan vzw De Kiem en aan de Vakgroep Orthopedagogiek van de Universiteit Gent, in samenwerking met het Centrum Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG) Zonneheuvel te Zottegem. Voorliggend project heeft de bedoeling om de concept- en methodiekontwikkeling voor pedagogische ondersteuning in een residentiële setting voor drugverslaafde ouders met kinderen te beschrijven en verder uit te bouwen. Hierbij kunnen twee belangrijke doelstellingen onderscheiden worden: De eerste doelstelling was de implementatie van een opvoedingsondersteunende methodiek binnen de Tipi, een residentieel programma voor drugverslaafde moeders met jonge kinderen (0 tot 6 jaar) in therapeutische gemeenschap De Kiem (Oosterzele – België). De Tipi bestaat sinds 1996 en biedt als enige voorziening in Vlaanderen residentiële hulpverlening aan drugverslaafde moeders en hun kinderen. De Tipi biedt momenteel plaats aan vier moeders en zes kinderen. De voorziening – die nauw verbonden is met de werking van de therapeutische gemeenschap – werd in de voorbije jaren op een aantal punten gewijzigd. Bovendien werd door het team steeds meer de nood ervaren om het aspect ‘opvoedingsondersteuning’ verder uit te werken. Het vooronderzoek en het huidig project boden belangrijke kansen om het opvoedingsonder- steunende programma verder uit te bouwen en te verdiepen. De keuze viel hierbij op ‘video- interactiebegeleiding’, een methodiek die afgeleid is van ‘videohometraining’ en waarbij door middel van het opnemen en bespreken van video-opnames gewerkt wordt rond de basiscommunicatie tussen ouder en kind. Met het oog op de implementatie van deze methodiek volgden twee medewerkers van de Tipi een opleiding in Nederland en kreeg deze methodiek een vaste plaats in het programma. Tenslotte was aan de implementatie ook een beperkte wetenschappelijke opvolging van deze methodiek verbonden2. De tweede doelstelling van dit project betreft de ontwikkeling van een draaiboek dat als leidraad kan dienen voor het opzetten van opvoedingsondersteuning binnen een residentiële setting voor drugverslaafde ouders met jonge kinderen3. Dit draaiboek wil een praktisch instrument zijn en een ondersteuningsmiddel voor residentiële 1 Met modellen wordt verwezen naar een aantal residentiële en ambulante opvang- en ondersteuningswijzen voor deze doelgroep, zoals crisisopvang voor ouder en kind, ambulante begeleiding van de moeder, netwerkvorming tussen verschillende voorzieningen, residentiële opvang van het kind,…. 2 Deze evaluatie werd uitgevoerd door studenten uit de 3de licentie pedagogische wetenschappen – optie ortho- pedagogiek van de Universiteit Gent, met name door De Groote Isabel, De Saeger Kirsten, De Vylder Peggy, Noerens Veerle, Smet Diane en Verraes Annelies. 3 Gezien ‘opvoedingsondersteuning’ de centrale focus van dit draaiboek vormt, komt het aspect ‘verslavingszorg’ in dit draaiboek minder aan bod en verwijzen we hiervoor naar de hierrond uitgewerkte literatuur en methodieken (o.a. Broekaert et al., 1996). 4 voorzieningen die hun werking willen aanpassen aan de noden van drugverslaafde ouders met jonge kinderen. Om dit draaiboek uit te werken werden verschillende elementen samengebracht. De werking in de Tipi werd van dichtbij gevolgd: opvolgen van het implementatieproces van video- interactiebegeleiding, aanwezigheid bij verschillende opvoedingsondersteunende methodie- ken, de teamvergaderingen en informatiesessies en het bespreken van verschillende elementen uit de Tipi-werking met diverse betrokkenen. Om deze informatie verder uit te diepen werd ook een aantal andere initiatieven bezocht. In Vlaanderen werden drie Centra Integrale Gezinszorg bezocht, twee moeder- kindvoorzieningen voor moeders met postnatale depressieve of psychotische stoornissen en een centrum voor ambulante begeleiding dat veel expertise heeft in het werken met video- hometraining. In Nederland (Paterswolde) werd een bezoek gebracht aan een residentiële voorziening voor drugverslaafde ouders met kinderen. Tenslotte werd informatie verzameld omtrent opvoedingsondersteuning bij verschillende organisaties die op dit vlak over de nodige deskundigheid beschikken (bijvoorbeeld KOPP- cursussen, Bond van Grote en Jonge Gezinnen,…), werd een studiedag rond opvoedingsondersteuning in groepen bijgewoond (Rotterdam) en werd er overlegd met het ambulante luik van dit VAD-project. Voorliggend draaiboek bestaat uit vier grote delen. In het eerste deel wordt een typering van de doelgroep van drugverslaafde ouders met jonge kinderen gegeven als achtergrond bij het draaiboek. Het tweede deel gaat in op aspecten van het theoretisch kader, het behandelingstraject, structurele aspecten van de voorziening, inhoudelijke en programma-elementen, de begeleiding van specifieke doelgroepen en het nazorgprogramma. In het derde deel – dat eigenlijk als onderdeel van het tweede deel kan gezien worden – wordt ingegaan op de concrete implementatie van diverse opvoedingsondersteunende methodieken in een residentiële voorziening voor drugverslaafde ouders met jonge kinderen. Zowel methodieken voor individuele opvoedingsondersteuning als opvoedingsondersteuning in groepen krijgen hier een plaats. Tenslotte krijgen kwaliteitsbewaking en de evaluatie van het project een plaats in het vierde deel van dit draaiboek. Na elk hoofdstuk kan de lezer een korte samenvatting vinden van het voorgaande hoofdstuk. We staan nog even stil bij de in dit draaiboek gehanteerde terminologie. Dit draaiboek richt zich op drugverslaafde ouders, hoewel het in de praktijk vaak gaat om moeders. In dit draaiboek wordt gekozen voor de term ‘ouder’, behalve waar het gaat om de concrete werking van de Tipi of bij de bespreking van specifieke elementen die eigen zijn aan het vrouw-zijn of aan het moederschap. Het draaiboek richt zich op de doelgroep van drugverslaafde ouders met jonge kinderen. Het gaat hier concreet om kinderen tussen nul en zes jaar. Wat bedoeld wordt met het begrip opvoedingsondersteuning komt aan bod in het derde deel van dit draaiboek. We willen deze inleiding afronden met een speciaal woord van dank. Vooreerst willen we de moeders, de kinderen en de stafleden van de Tipi en ook alle andere bewoners en stafleden van De Kiem bedanken. Daarnaast willen we een woord van dank richten tot alle voorzieningen die meegewerkt hebben aan de interviews en bezoeken of op een andere wijze informatie hebben verstrekt. Een woord van dank ook aan de derde licentiestudenten orthopedagogiek van de Universiteit Gent die instonden voor de wetenschappelijke opvolging van de methodiek video- interactiebegeleiding. 5 Tenslotte willen we in het bijzonder de leden van de stuurgroep van het project danken, met name Dirk Vandevelde, Dirk Calle en Ilse Derluyn (De Kiem), Eric Broekaert en Wouter Vanderplasschen (Vakgroep Orthopedagogiek – Universiteit Gent), Mark Vindevoghel (CKG Zonneheuvel – Zottegem) en Marijs Geirnaert en Geert Verstuyf (VAD-Brussel). 6 DEEL 1 E EN TYPERING VAN DE DOELGROEP 7