Wanneer Mirjam van Roode in 1988 als student stage loopt in Kenia wordt ze op slag verliefd op het land. Nog voor haar afstuderen als fysisch geograaf vertrekt ze opnieuw naar Afrika, waar ze tijdens een safari haar grote liefde, Njenga, ontmoet. Samen proberen ze een leven op te bouwen in Nederland, maar dat blijkt niet eenvoudig en zodra Mirjam een baan in Kenia vindt keren ze terug. Ze kopen een stuk land buiten Nairobi en krijgen twee kinderen. Als de relatie tussen Mirjam en Njenga steeds moeizamer wordt en haar werkcontract in 1998 afloopt, keren Mirjam en haar kinderen met grote tegenzin terug naar Nederland. Ieder jaar gaan ze terug naar Kenia om hun familie op te zoeken. Wanneer echter tijdens de onlusten in december 2007 blijkt dat haar kinderen niet langer als Kenianen worden gezien maar als Kikuyu's, wordt Mirjams vertrouwen in het land behoorlijk op de proef gesteld.
In De roep van de mapori vertelt Mirjam van Roode bevlogen over haar fascinatie voor Kenia, haar huwelijk met een Keniaan en de geboorte van haar kinderen in Afrika. Daarnaast schrijft ze openhartig over cultuurverschillen, multiculturele relaties en de Afrikaanse actualiteit.