'Eén kik, en ik wurg je!'
Die woorden werden haar in haar oor gesist en ze bleef verlamd van schrik staan.
Een zwarte gedaante, lang, breedgeschouderd en dreigend, was uit het donkere struikgewas naast het pad te voorschijn gekomen.
Ze kon het gezicht, dat half bedekt was met een zwarte zakdoek, niet zien, maar langs hem heen kijkend, ontdekte ze een tweede gedaante en haar knieën begonnen te knikken.
Ze deed haar mond open om te schreeuwen, doch een grote hand werd over haar gezicht gelegd.
'. . . Heb je me verstaan? Ik wurg je als je ook maar één kik geeft.'
Toen werd alles donker. Ella Creed, die zo vaak bewusteloosheid had gesimuleerd, was nu werkelijk voor het eerst van haar leven flauwgevallen.
Toen ze bijkwam, lag ze tegen haar eigen voordeur.
De mannen waren verdwenen en met hen haar broche en parels.
Het zou een gewone beroving zijn geweest, als er niet met een touw een kaart om haar hals was gebonden.
En op die kaart stond het symbool van . . . De Gevederde Slang.