De verspreiding van de devotie van de rozenkrans gekoppeld aan het gebruik van devotionele handboeken in de Nederlanden (1470 tot 1540). Kaat Depestele. Universiteit Gent. Promotor: Prof. Dr. Anne-Laure Van Bruaene. Inhoudstafel. 1. Inleiding. (p. 5) 1.1.Opzet van de scriptie. (p. 5) 1.2.Onderzoekstraditie. (p. 9) 1.3.Onderzoeksmethode. (p. 11) 1.4.Onderzoeksproblemen. (p. 12) 2. Historische context. (p. 14) 2.1.De verering van de rozenkrans. (p. 14) 2.1.1. Betekenis en terminologie. (p. 14) 2.1.2. Ontstaan. (p. 17) De toevoeging van meditaties over het leven van Christus of de Vita Christi. Origine. Alanus de Rupe. Verdere verspreiding. 2.1.3. Gebedsgemeenschap. (p. 23) Terminologie Keulen, 1475. De Dominicaanse gebedsgemeenschap te Gent. 2.1.4. Populariteit. (p. 26) 2.2.Mariadevotie en vrouwelijke gebedsgemeenschappen. (p. 30) 2.2.1. Een vrouwelijke devotie. (p. 30) 2.2.2. De devotie voor Maria in de late Middeleeuwen. (p. 31) 2.2.3. De voorstellingen van Maria. (p. 35) 2.2.4. Vrouwelijke gemeenschappen. (p. 37) 2 3. De opkomst van de lekendevotie. (p. 38) 3.1.Betekenis: Het Christelijk klimaat in de vijftiende en begin zestiende eeuw. (p. 39) 3.2. Observanten beweging: Terugkeer naar gehoorzaamheid. (p. 42) 3.3. Moderne devotie: Innerlijke godsbeleving en het ontstaan van vrouwelijke kloostergemeenschappen. (p. 45) 4. De vroege boekdrukkunst: gebruik van devotionele handboeken. (p. 49) 4.1. Inleiding (p. 49) 4.2. De komst van de drukpers. (p. 50) 4.2.1. De drukpers. (p. 50) 4.2.2. De boekcultuur in de Nederlanden vanaf 1450. (p. 53) 4.2.3. Voorbeeld van een vroeg drukker: Gheraert Leeu. (p. 55) 4.3. Nederlandstalige en devotionele teksten in de late Middeleeuwen. (p. 56) 4.4. Lectuur voor leken. (p. 58) 5. Drukken over de rozenkrans in de Nederlanden: 1470 tot 1540. (p. 61) 5.1.Globale analyse. (p. 61) 5.1.1. Terminologie. (p. 62) 5.1.2. Databank: Volkstalig versus Latijns. (p. 65) 5.2. Volkstalige drukken. (p. 68) 6. Conclusie (p. 96) Bibliografie. (p. 101) Bijlagen: 1. Databank; 2. Vragenlijst; 3. Foto’s. 3 Deze scriptie kwam tot stand in het kader van het wetenschappelijk onderzoek aan de Universiteit Gent in de vakgroep Geschiedenis, afdeling Nieuwe Tijd. Enorm veel hulp heb ik ontvangen van Susie Speakman Sutch, die op een zeer enthousiaste wijze haar reeds vergaarde informatie in verband met de rozenkrans met mij deelde. Ook mijn promotor, Professor Dr. Anne-Laure Van Bruaene, wil ik bedanken voor het geschonken vertrouwen en de tips om mij op weg te helpen. Verder wens ik haar assistente, Sarah Van Bouchaute, te bedanken. Nu de scriptie is afgerond, kan ik terugkijken op een hectische maar zeer dankbare periode, die mij enorm veel inzichten heeft verschaft, en mijn interesse in de Nieuwe Tijden alleen maar heeft vergroot. 4 1. Inleiding. 1.1. Opzet van de scriptie. Het gebed van de rozenkrans kan gelovige katholieken al meer dan een halve eeuw fascineren en aanzetten tot een spirituele devotionele beleving. Het gebed zoals we dat vandaag kennen is er een dat leken aanzet tot het beleven van een persoonlijke spirituele ervaring door het vijf maal bidden van telkens tien Wees gegroetjes afgewisseld door een Onze Vader. Deze cirkel wordt drie keer overlopen, en bij elk van de vijftien delen concentreert de gelovige zich op een mysterie uit het leven van Christus, ingedeeld in blijde, droevige en glorieuze geheimen. Vanaf het ontstaan van dit gebed rond de veertiende eeuw - toen weliswaar nog in allerlei andere, losse vormen - , over de promotie ervan door de belangrijkste man voor de devotie, de Dominicaner Alanus de Rupe, en de stichting van een broederschap errond door Jakob Sprenger in het laatste kwart van de vijftiende eeuw, tot het vastleggen van het officiële aantal gebeden door de paus op het einde van de zestiende eeuw, hield het gebed vrome leken in bedwang, en zette hen aan tot een grotere devotie voor de moeder van Christus, Maria. Ook vandaag blijven veel gelovigen de rozenkrans kennen en wordt hij ook nog vaak gebeden. De vijftien mysteries van het leven van Christus die in zijn sfeer ontstonden, vormen vandaag nog steeds een belangrijk onderdeel van het katholieke geloof, en afbeeldingen van deze cyclus sieren vele kerken en kapelletjes. In eerste instantie denkt men vandaag bij het horen van de term de rozenkrans voornamelijk aan het snoer of de ketting die ontstond om de gelovigen te helpen hun gebeden beter te structureren en onthouden. In de volksmond in Vlaanderen wordt dit ook wel eens een pater noster genoemd. Veel mensen, en dan vooral de ouderen die nog een sterke gelovige achtergrond meekregen, hebben thuis nog zo een ketting liggen. Het leek me dan ook nuttig om op zoek te gaan naar de wortels van een devotie die reeds een enorm succes kende sinds zijn begindagen en zo lang stand hield in de grillige katholieke wereld. Het precieze onderzoek in deze scriptie richt zich meer bepaald op de vraag naar het bestaan van drukken met een inhoud geïnspireerd op het rozenkransgebed die hun intrede deden in de Nederlanden aan het einde van de vijftiende eeuw. Het ontstaan van de broederschap, dat na enkele jaren al honderdduizend leden kende, hing 5 namelijk samen met enkele andere zeer belangrijke ontwikkelingen die de schakel vormden van de Middeleeuwen naar de nieuwe tijden. De boekdrukkunst kende zijn intrede rond het jaar 1450, en zorgde voor een massale verandering in de leefwereld van de mensen, zowel geestelijk als leek. Verder kende de katholieke kerk een belangrijke kentering in zijn gedachtegoed, waardoor geestelijken terugkeerden naar de belangrijkste originele regels van het kloosterbestaan en leken werden aangemoedigd tot een innerlijke en private spiritualiteitsbeleving. Deze twee zaken hebben een zeer belangrijke rol gespeeld in het tot stand komen van de devotie van de rozenkrans, en vooral de massale verspreiding ervan. Deze scriptie zal zich concentreren op de verspreiding van de devotie in de Lage Landen, die er kwam vanaf 1470 vanuit de Duitse streken waar zij ontstaan was. Nog meer bepaald zal het onderzoek gebeuren naar de eerste drukken die hiervan op de markt verschenen en de leken aanzetten tot het bidden van een rozenkrans en hun gebed tot Maria, de bemiddelaarster tussen God en de mensheid, te richten. De vraag gaat uit naar de eigenschappen van de drukken, en dan zowel op technisch als inhoudelijk vlak. Op technisch vlak kunnen we hieruit zaken afleiden over onder andere de prijs van zo een boekje, en hierdoor kunnen we ook een beter beeld krijgen over in welke mate de drukken verspreid werden en over welk deel van de bevolking. Op inhoudelijk vlak kunnen we nagaan in hoeverre de drukken een vaste structuur volgden, zoals deze was opgelegd door de stichters van de devotie, elk op hun eigen manier, zoals Dominicus van Pruisen en Alanus de Rupe. We zullen na het onderzoek van de drukken een beter beeld kunnen vormen over de strengheid van de richtlijnen voor het bidden van de rozenkrans. Een van de grootste aantrekkingsfactoren voor het succes van de Duitse broederschap was namelijk zijn openheid en flexibiliteit, zowel omdat alle lagen van de bevolking werden toegelaten zonder het vragen van een toegangssom, alsook omdat het aantal op te zeggen gebeden geen vaste regels kende. De vraag is of deze losse structuur ook is overgenomen in de Nederlanden in de periode van de vroege boekdrukkunst, lopend van 1470 tot 1540, en in welke mate de vormen uit deze drukken gerelateerd waren aan deze van Dominicus van Pruisen en Alanus de Rupe. De veronderstelling dat het rozenkransgebed niet één maar meerdere gebeden is, zoals Anne-Winston Allen beweert, zou ook moeten opgaan 6 voor de Nederlanden. Of dit ook daadwerkelijk zo is zal de centrale vraag in deze studie worden.1 In deze inleiding zal ik hierna verder gaan met de onderzoekstraditie tot nog toe over het rozenkransgebed en de broederschap te belichten. (1.2.) Deze bleef tot nu toe voornamelijk beperkt tot het gebied waar de devotie is ontstaan, namelijk de Duitstalige gebieden, en ook tot de vraag naar de oorspronkelijke auteur van het gebed. Dit onderzoek zal dit gebied uitbreiden tot de Nederlanden en de vraag naar de oorspronkelijke auteur niet stellen, aangezien het uitgangspunt hier is dat er niet één maar meerdere teksten over de rozenkrans bestaan. Hierna geef ik wat meer uitleg over de wijze waarop ik de drukken onderzocht heb (1.3.) en de problemen waarop ik gestoten ben in het uitvoeren van het onderzoek en de analyse achteraf. (1.4.) Het is verder noodzakelijk voor een goed begrip van het eigenlijke onderzoek om de achtergrondscontext rond de devotie van de rozenkrans goed te begrijpen. Hier zal het over gaan in het tweede hoofdstuk. Allereerst is enige uitleg over de te gebruiken terminologie nuttig om tot een goede kennis van de scriptie te komen. (2.1.1.) Vervolgens zal ik het ontstaan van het rozenkransgebed, en hoe het evolueerde tot het gebed zoals we het vandaag kennen, schetsen. (2.1.2.) Een volgend deel zal gaan over de oprichting van de broederschap van de rozenkrans, in 1475 in Keulen door de Dominicaner Jakob Sprenger, en de verdere massale uitbreiding van deze gebedsgemeenschap, tot in onze streken, zelfs in Gent. (2.1.3.) Als vierde en laatste deel van het hoofdstuk over de rozenkrans zelf zal ik de enorme populariteit van het gebed duiden en proberen verklaren. Hierin wordt verklaard hoe het kwam dat de broederschap na enkele jaren al honderdduizend aanhangers kennen, en zich over geheel West-Europa verspreidde, en wat de aanrtekkingsfactoren waren van het gebed. Deze vragen zullen op het einde van het tweede hoofdstuk beantwoord zijn. (2.1.4.) Voor een goed begrip van de devotie is het ook belangrijk om wat meer te weten te komen over de figuur aan wie de devotie eigenlijk gericht is, namelijk de moeder van Christus, Maria. Ik ga na op welke wijze zij vereerd werd rond de vijftiende en zestiende eeuw. Haar figuur zorgde er onder andere voor dat de devotie van de 1 Winston-Allen A., Stories of the rose: the making of the rosary in the middle ages, 1997, p. 8. 7 rozenkrans voornamelijk door vrouwen werd aangehangen. Hoe vrouwelijke religieuzen zich konden groeperen op het einde van de Middeleeuwen en in het begin van de nieuwe tijd, wordt besproken in tweede deel van het tweede hoofdstuk. (2.2.) Een deel van het antwoord op de vraag naar de enorme populariteit van het gebed ligt zeker in de veranderende geloofspatronen aan het einde van de Middeleeuwen. Meer bepaald het opkomen van de lekenvroomheid, die werd aangemoedigd door de observanten beweging in het kloosterleven, en doorgezet door de opkomst van de Moderne Devotie in het noorden van de Nederlanden. De vraag in welke mate en op welke wijze deze tendenzen meespeelden in het verspreiden van de rozenkransdevotie wordt beantwoord in het derde hoofdstuk. (3.) Na het schetsen van het christelijke klimaat rond de vijftiende eeuw, dat een belangrijke voorwaarde was voor het ontstaan van het gebed, zal in het vierde hoofdstuk de tweede voorwaarde aan bod komen, namelijk het ontstaan van de boekdrukkunst rond 1450. Over de komst van de drukpers en de grootte van zijn impact is al veel geschreven, maar nog steeds geen eenduidig antwoord op geformuleerd. Het staat wel vast dat de komst van de drukpers een grote invloed had op de ontwikkeling van de lekendevotie, en hierdoor ook op het rozenkransgebed. Meer uitleg over deze drukpers en de boekcultuur in de Nederlanden in hoofdstuk 4.2. Deze invloed kwam er door de mogelijkheid van het printen van Nederlandstalige devotionele handboeken, die aan de leek een kans gaven om zichzelf te ontplooien en persoonlijk tot spiritualiteit te komen. In hoeverre de drukken over de rozenkrans hierbij aansluiten beantwoord ik in hoofdstuk 4.3. en 4.4. Na deze algemene uitleg, gebaseerd op literatuurstudie, over het ontstaan en de betekenis van het rozenkransgebed en de belangrijkste randvoorwaarden voor zijn groei, namelijk de opkomst van de lekenvroomheid en boekdrukkunst, zal ik in een laatste hoofdstuk de resultaten van mijn onderzoek opmaken. Op welke manier dit onderzoek gebeurde en op welke vragen een antwoord gevonden moest worden, leg ik hieronder uit.2 Voor dit is het echter nog belangrijk om te kijken naar welke traditie al gevolgd werd in het onderzoek naar het rozenkransgebed en zijn broederschap. 2 Zie: 1.3. Onderzoeksmethode. 8 1.2. Onderzoekstraditie. Er is reeds behoorlijk wat geschreven over het rozenkransgebed, maar bitter weinig extensieve studies zijn al op de markt gekomen. Meestal betreft het een artikel in een tijdschrift of een hoofdstuk uit een boek, dat handelt over de vraag naar wie nu de precieze stichter van het gebed was. Een sluitend antwoord is er echter nog niet op geformuleerd, en dit wegens de reden dat dit ook niet mogelijk is. Het gebed is ontstaan uit een veelheid van tradities en het zou ieder die zich inzette voor de verspreiding ervan onrecht aandoen om deze te herleiden tot één ware traditie. Het meest extensieve werk dat tot nog toe gemaakt is over de rozenkrans is dit van Anne Winston-Allen, Stories of the rose: The making of the rosary in the Middle Ages. 3 Deze Amerikaanse vrouw is eigenlijk gespecialiseerd in de Duitse taal, maar via haar onderzoek kwam ze in de ban van de rozenkrans. Haar achtergrond heeft ze echter niet verloochend, aangezien haar werk vooral handelt over de Duitstalige teksten in verband met de rozenkrans. Ze ging allereerst op zoek naar teksten die de oorsprong van het gebed konden bevatten, in het Duits. Het gebed vond zijn oorsprong dan ook in deze streken en de eerste grote broederschap werd opgericht in Keulen. De meeste studies die in het begin van de twintigste eeuw verschenen zijn dan ook Duitstalig. Later schreef ze een algemener boek over de rozenkrans, waarbij ze nagaat hoe het gebed zijn ontstaan kende, en hoe het werd ontvangen en verspreid bij de lekenbevolking. Voor haar tijd waren de meeste werken in verband met de rozenkrans vooral gebaseerd op Latijnse bronnen. De belangrijkste naam in dit verband was Thomas Esser, die op het einde van de negentiende eeuw op zoek ging naar de ware stichter van het gebed, en deze toekende aan de Heilige Dominicus, de stichter van de orde der Dominicanen. Dit bleek later echter niet te kloppen, hoewel het reeds ten tijde van Alanus de Rupe werd gepropageerd. Veel auteurs die in die tijd dan ook iets over de rozenkrans schreven, bleven hieraan vasthouden. Een goed voorbeeld is J.A.F. Kronenburg, die in zijn zeer uitgebreide werk over de verering van Maria in de Middeleeuwen een hoofdstuk aan de rozenkrans weidde, en de oorsprong ervan toeschreef aan de Heilige Dominicus. 4 Deze beweringen werden vanaf het 3 Winston-Allen A. Stories of the rose: the making of the rosary in the middle ages. Philadelphia 1997. 4 Kronenburg J. Maria's heerlijkheid in Nederland : geschiedkundige schets van de vereering der H. Maagd in ons vaderland, van de eerste tijden tot op onze dagen. Acht delen, Amsterdam, 1904-1931. 9 begin van de twintigste eeuw weerlegd, en de eerste die hiermee startte was Herbert Thurston, door het tegenbewijs heel gedetailleerd te leveren in een artikel in The Month.5 Deze bewering deed heel wat stof opwaaien en werd slechts na lange tijd door de Kerk geaccepteerd. Ondertussen werden nog allerlei artikelen gelanceerd die een stelling in het debat innamen, zoals door Wilhelm Schmitz.6 Op het einde van de jaren 1960, toen de veronderstelling dat de Heiligie Dominicus achter de devotie zou zitten, al lang achterhaald was, werd door Stefano Orlandi een aanzet gegeven tot het onderzoek naar de rozenkrans buiten de Duitse grenzen. In zijn geval was dit Italië.7 Een paar jaar later onderzocht Jean-Claude Schmitt de broederschap die in Colmar was opgericht in 1985.8 Hiermee was een aanzet gegeven tot het verder kijken dan de Duitstalige gebieden. In 1971 lanceerde Karl Klinkhammer een zeer controversieel werk, waarin hij de meditaties en mysteries die bij het gebed horen toeschreef aan een Kartuizer, Adolf van Essen.9 Pas in 1977 werd een rozenkrans tekst ontdekt met mysteries over het leven van Christus die veel ouder was dan alle andere beweringen, en dit door Andreas Heinz. Dit zorgde ervoor dat het hele debat over wie de rozenkrans nu zou geschreven hebben, helemaal afgeblazen werd, en opnieuw open lag voor discussie en ontdekking. Tot dusver is niemand er in geslaagd om een sluitend antwoord te geven, maar is men het er over eens dat er waarschijnlijk geen sprake is van een echte schrijver, maar eerder over een aantal langlopende tradities die met elkaar in aanraking kwamen. 5 Thurston H. “Our popular devotions: II. The Rosary.” In: The Month, vol. 96 (1900). 6 Schmitz W. Das Rosenkranzgebet im 15. Und im Anfange des 16. Jahrhunderts. Freiburg 1903. 7 Orlandi S. Libro del rosario della gloriose vergine Maria. Rome 1965. 8 Schmitt J.C. “La confrérie du rosaire de Colmar (1485).” In: Archivum fratrum praedicatorum, vol. 40 (1970), p. 97-124. 9 Klinkhammer J. Adolf von Essen und seine Werke: Der Rosenkranz in der geschichtlichen Situation seiner Entstehung und in seinem bleibenden Anliegen. Frankfurt 1972. 10
Description: