Mariëtte van Erp Anr.594354 Faculteit Geesteswetenschappen Master Zorg, Ethiek en Beleid Thesisbegeleider dr. C. Leget Tweede beoordelaar dr. J. Jans Tilburg, 18 juni 2010 "De keuze is aan hen, toch...of niet?" Over zorgethisch kijken naar hulpverleningsrelaties en verantwoordelijkheid Voorwoord Met het schrijven van dit voorwoord wordt de laatste hand gelegd aan de voltooiing van deze thesis. Het is bijzonder om te ervaren dat dit gepaard gaat met een dubbel gevoel: enerzijds het gevoel van opluchting omdat er na maanden van denken, schrijven, zoeken, overleggen en verwoorden een einde komt aan een opdracht die veel tijd en energie in beslag nam, anderzijds een onbevredigend gevoel, omdat er nog zoveel meer te onderzoeken en te schrijven was over hulpverleningsrelaties en de verantwoordelijkheid van de hulpverlener daarbinnen. Door deze zoektocht naar essenties van de hulpverlening kwam ik op het spoor van denkers die me woorden gaven voor intuïties die me tot nog toe vaak sprakeloos maakten. Ik heb daar veel van geleerd, en ik zal mijn ontdekkingen als schatten koesteren in de komende jaren, die weer volop in het teken van de hulpverlening zullen staan. Graag wil ik een aantal mensen bedanken die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze thesis. Ik wil Tonnie en Andre van Avans Hogeschool bedanken voor het enthousiasme waarmee ze instemden met mijn verzoek om een jaar onbetaald verlof te nemen en de middelen die zij ter beschikking stelden, zodat ik me voluit op de Master ZEB kon richten. Joris en Hendrik, jullie hulp met betrekking tot het gebruiken van de computer was onmisbaar. Huberdine, in jouw schilderij zag ik "aandacht biedt de kiem van een relatie en daaruit zal een mens opstaan." en ik ben er trots op, dat het op de voorpagina van mijn thesis mag prijken. Han, Willem, Joris, Nadine, en Sofie: wat fijn dat jullie er als thuisfront voortdurend waren als broodnodig tegenwicht voor het veelal eenzame theoretische geploeter in de afgelopen maanden. Tenslotte wil ik in het bijzonder dr. Jan Jans en dr. Carlo Leget bedanken. Dr. Jans voorzag als tweede beoordelaar mijn onderzoeksopzet van opbouwende kritiek, en bemoedigende woorden. Dr. Leget vervulde zijn taak als thesisbegeleider op een bijzonder plezierige en deskundige manier: ik wil hem dan ook bedanken voor alle gesprekken, de positieve feedback en de scherpe analyses, die er steeds opnieuw voor zorgden dat ik weer zelfvertrouwen kreeg als ik op het punt stond dat te verliezen en dat ik me bleef richten op de essenties en niet verdwaalde in allerlei zijsporen. Gemert, juni 2010 Mariëtte van Erp 2 Inhoud Samenvatting 4 Inleiding 6 1 De professionele hulpverleningsrelatie 10 1.1 De professionele hulpverleningsrelatie bezien vanuit het beroepsprofiel 10 1.2 De vertaling van beroepskwalificaties naar opleidingscompetenties 13 1.3 De professionele hulpverleningsrelatie bezien vanuit drie verschillende 15 invalshoeken 1.3.1 De professionele hulpverleningsrelatie: de taakgerichte hulpverlening 15 1.3.2 De professionele hulpverleningsrelatie: de experiëntiële interpersoonlijke 17 therapie 1.3.3 De professionele hulpverleningsrelatie: systeemgericht werken 21 1.3.4 De professionele hulpverleningsrelatie: wat ook van belang is 25 2 Een zorgethische reflectie 28 2.1 Zorgethiek: van Heijst, Baart en Arendt 28 2.2 Zorgethisch kijken naar de hulpverleningsrelatie 36 2.2.1 Zorgethisch kijken naar de hulpverleningsrelatie: het beroepsprofiel 37 2.2.2 Zorgethisch kijken naar de hulpverleningsrelatie: beroepskwalificaties en opleidingscompetenties 38 2.2.3 Zorgethisch kijken naar de hulpverleningsrelatie: diverse methodische invalshoeken 38 2.2.3.1 De taakgerichte hulpverlening 39 2.2.3.2 De experiëntiële interpersoonlijke therapie 43 2.2.3.3 Systeemgericht werken 46 2.2.3.4 Overige benaderingen 50 Conclusie en aanbevelingen 52 Literatuur 57 3 Samenvatting Doel: in deze thesis wordt op basis van literatuuronderzoek en ethische reflectie gezocht naar een antwoord op de vraag wat de aard is van de professionele hulpverleningsrelatie zoals die binnen de opleiding Social Work aangeleerd wordt aan studenten MWD, en op de vraag hoe ver de verantwoordelijkheid van de hulpverlener reikt binnen de relatie voor het tot stand brengen -, en in stand houden van die hulpverleningsrelatie. Via gemaakte keuzes binnen het methodisch onderwijs gedurende het tweede studiejaar blijkt de opleiding zich via de Taakgerichte Hulpverlening, de Systeemgerichte methodieken en de Experiëntiële interpersoonlijke therapie vooral te richten op benaderingswijzen die passen bij de veranderings -, en competentiegerichte hulpverlening. Dat is opvallend, omdat deze vorm van hulpverlening slechts één van de dertien taken is waarmee de hulpverlener vanuit zijn beroepsprofiel vorm kan geven aan de directe en indirecte hulpverlening aan cliënten. Vanuit een zorgethische reflectie op deze benaderingswijzen komt naar voren, dat de professionele hulpverleningsrelatie behorend bij de TGH en de Systeemgerichte benadering bezien vanuit de aangeboden literatuur overwegend instrumenteel en interventionistisch van aard is waarbij sprake is van een sterke doel-middel rationaliteit. De verantwoordelijkheid van de hulpverlener voor die relatie wordt hierbinnen nauwelijks nader geëxpliciteerd, terwijl de verantwoordelijkheid voor de motivatie van de cliënt bij de hulpverlener wordt gelegd. Via de Experiëntiële interpersoonlijke therapie is daarnaast gekozen voor een methodiek die meer relationeel van aard is, waarbij de verantwoordelijkheid voor de hulpverleningsrelatie bij de hulpverlener ligt. Vanuit deze bevindingen worden aanbevelingen gedaan voor aanpassingen binnen het methodisch onderwijs. Binnen die aanbevelingen staat centraal, dat interventie verweven dient te zijn met presentie, omdat daarmee meer recht gedaan wordt aan de cliënten, aan de studenten in hun rol als toekomstig hulpverlener en aan het beroep van maatschappelijk werker zoals omschreven in het beroepsprofiel. Methode: Deze thesis is geschreven vanuit literatuuronderzoek dat zich richtte op het methodisch onderwijs aan tweedejaars studenten Social Work van de studierichting Maatschappelijk Werk en Dienstverlening bij Avans Hogeschool in 's Hertogenbosch, en de zorgethische reflectie daarop. Beperkingen: De resultaten van dit onderzoek komen voort uit het onderzoeken van literatuur met betrekking tot het methodisch onderwijs in het tweede jaar, en de zorgethisch reflectie daarop. Het onderwijs aan de Hogeschool vindt plaats aan de hand van literatuur, maar ook vanuit interactie tussen docenten en studenten en de invulling die door hen gegeven wordt aan de ter beschikking staande literatuur. Hierdoor is het onderwijs een levende, onvoorspelbare en ongewisse onderneming, die voortdurend nieuwe elementen voortbrengt. Deze aspecten van het onderwijs zijn in dit onderzoek niet meegenomen. Belang: Dit onderzoek is van waarde voor de voortdurende zoektocht naar verbeteringen en ontwikkelingen binnen het onderwijsaanbod bij Avans Hogeschool, omdat het gerelateerd 4 dient te zijn en blijven aan de praktijk die weerbarstig is, en altijd weer anders. Tegelijkertijd is het daarmee ook van waarde voor de hulpverleners in de praktijk. Trefwoorden: Professionele hulpverleningsrelatie, methodisch onderwijs, verantwoordelijkheid, opleiding Social Work, presentiebenadering, zorgethiek, taakgerichte hulpverlening, systeemgerichte benadering, experiëntiële interpersoonlijke therapie, beroepsprofiel. 5 Inleiding Vanuit diverse invalshoeken, wordt als norm binnen onze samenleving steeds meer gerefereerd aan mensen die zichzelf kunnen redden en verantwoordelijkheid voor hun eigen leven kunnen nemen. Het beeld, waar we ons aan spiegelen omdat het ons voortdurend wordt voorgehouden als norm, is dat van de ambitieuze, dynamische, werkende, gezonde, mooie man of vrouw, die intelligent is en goed opgeleid, die in zichzelf investeert, die zichzelf ziet als ondernemer van zijn eigen leven, die zichzelf kan profileren en die kan en wil kiezen. De overheid spreekt ons vervolgens aan op die eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Ze wil de burgers steeds meer zien als consumenten, als producenten van het eigen leven die zich zelfstandig opstellen en eigen individuele keuzes bepalen in een samenleving waar de marktwerking binnen alle sectoren, ook binnen de lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg, steeds meer terrein wint. Achter deze norm van eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid schuilt het idee dat mensen wezenlijk autonome, zelfbeschikkende, rationeel handelende weldenkende individuen zijn, die in staat zijn keuzes te maken voor zichzelf, en daarbij oog hebben voor de medemens. De vraag is echter of wij wel zo autonoom zijn, of dat ons dit als zelfbeeld wordt opgedrongen? Zijn wij zo zelfredzaam, zelfverantwoordelijk en zelfbeschikkend, of worden we veeleer geacht om dat te zijn? En hoe werkt dit door binnen de zorg? Cliënten en patiënten worden omgedoopt tot klanten van wie verondersteld wordt dat ze kritisch en zelfbewust zijn. In een zorgstelsel, waar steeds meer sprake is van marktwerking en concurrentie, staat de vraag centraal." En de klant wordt voorgehouden, dat marktwerking echt beter is, want het levert meer klantvriendelijkheid op, meer efficiëntie en minder bureaucratie, meer keuzevrijheid, meer transparantie en meer kwaliteit."1 Het is echter nog maar de vraag of cliënten zitten te wachten op marktwerking, op producten, protocollen en marketing, prijs- en kwaliteitvergelijkingen en keuzevrijheid binnen de zorg. In praktijk blijken zaken als trouw, aandacht voor de mens als geheel, nabijheid, advies van de hulpverlener, betrokkenheid en bekendheid en de goede naam van een instelling veel belangrijker te zijn. "Je zou kunnen zeggen, dat sommige burgers zelfsturende, mondige, klagende, kiezende burgers zijn en velen niet."2 Sterker nog, steeds meer mensen lijken uit de boot te vallen, omdat ze niet kunnen voldoen aan het bovengeschetste beeld. Zij komen klem te zitten op het kruispunt van individu en samenleving en ervaren problemen op allerlei gebied. Een aantal van hen zoekt voor de ontstane problemen hulp bij het Maatschappelijk Werk, dat zich van oudsher vooral richt op de meest kwetsbare mensen binnen onze samenleving en dat de volgende taakstelling heeft: "Bevorderen dat mensen in onze samenleving tot hun recht komen, als mens en als burger. Maatschappelijk werkers streven ernaar dat mensen zich in wisselwerking met hun sociale omgeving zo goed mogelijk kunnen 1 Tonkens,E . Marktwerking in de zorg: duur bureaucratisch en demotiverend. In Ankersmit, F. & Klinkers, L. (red) (2008). De tien plagen van de staat. De bedrijfsmatige overheid gewogen. Van Gennep. p.103-129 2 Trappenburg, M. ' Dr J.M. den Uyl-lezing: De ethiek van de publieke sector' 18 december 2006. p.19-20 6 ontplooien, naar hun eigen aard, behoeften en opvattingen en dat ze rekening houden met anderen met wie zij samenleven." 3 Voorheen werkten maatschappelijk werkers vaak wijkgericht, waarbij tijd voor het opbouwen van een hulpverleningsrelatie, huisbezoeken, langlopende 'leun en steuncontacten' en generalistisch werken belangrijke steunpilaren waren. Maar ook het maatschappelijk werk kan zich niet onttrekken aan de marktgerichte ontwikkelingen binnen de zorg. Huisbezoeken verdwijnen steeds meer uit de begeleiding en/of behandeling, intaketeams en wachtlijsten hebben hun intrede gedaan, en kortdurende hulpverlening via het 'vijfgesprekken-model' of de KOT (Kortdurende Oplossingsgerichte Therapie) raken steeds meer ingeburgerd. Wat dit betekent voor een beroepsgroep die te maken heeft met een toenemende instroom van cliënten met complexe problematiek (bijvoorbeeld multi-problemgezinnen die zich kenmerken door problemen op tenminste drie gebieden met daarbij vaak een generationele component) laat zich raden: ingewikkelde problematiek van cliënten wordt teruggebracht tot behandelbare reduceerbare deelproducten die op korte termijn te leveren zijn. En cliënten die zich daar niet goed bij voelen, of afhaken, omdat ze zich niet goed geholpen voelen, of omdat ze niet passen in het keurslijf van de aangeboden hulp, of omdat hun probleem niet te vertalen is in een behandelbaar deelproduct: hen wordt vooral gewezen op de eigen verantwoordelijkheid en de vrije keuze die ze hebben bezien vanuit hun autonome mens-zijn. En precies hier begint mijn vraagstelling: Op wat voor manier speelt de relatie tussen de maatschappelijk werker en de cliënt een rol binnen de hulpverlening? In hoeverre is het aangaan van een speciale vorm van hulpverleningsrelatie voorwaarde voor het voldoen aan de taakstelling van de maatschappelijk werker? In hoeverre is de professional medeverantwoordelijk voor de totstandkoming en het in stand houden van die hulpverleningsrelatie? En hoe verhoudt die verantwoordelijkheid zich tot de autonomie van de cliënt en het gevaar voor paternalisme van de kant van de hulpverlener? Kortom: wat is de aard van de betrekking tussen de maatschappelijk werker en de cliënt? Het volgende artikeltje illustreert deze vragen aan de hand van een voorbeeld uit de praktijk: "Hazem hoort stemmen De 16-jarige Marokkaanse Hazem komt met de ouders op het spreekuur van de maatschappelijk werker. Hij blijkt al een paar jaar stemmen te horen, en is volgens moeder 'bezeten'. Het kost de maatschappelijk werker twee gesprekken, om de ouders uit te leggen wat er met Hazem aan de hand is, hen gerust te stellen en door te sturen naar de acute GGZ-opvang. Een paar uur later wordt de maatschappelijk werker gebeld door de psychiater. De ouders waren weggelopen: ze waren bij het isoleergedeelte beland, niemand had ze opgevangen, met ze gepraat, en toen de psychiater ze eindelijk vond, wilden ze weg. De maatschappelijk werker had vervolgens drie gesprekken nodig, om de ouders ervan te overtuigen, alsnog naar de psychiater te gaan. We leven in een vrij land, de keuze is aan hen, had de psychiater gezegd. Nee, zegt de maatschappelijk werker: "Soms moet je mensen geen keuze geven, 3 NVMW (2006). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht, NVMW. p. 10 7 dan moet je je deskundigheid en overtuigingskracht gebruiken om ze wel te helpen. Ze weten het namelijk niet."4 Omdat ik les geef aan een HBO opleiding Social Work, richting Maatschappelijke Werk en Dienstverlening, vind ik het interessant om te onderzoeken, op wat voor manier binnen onze opleiding stilgestaan wordt bij de professionele relatie. In hoeverre sluit datgene wat wij onze studenten leren met betrekking tot het aangaan en in stand houden van een professionele hulpverleningsrelatie, aan bij enerzijds de brede taakstelling van een maatschappelijk werker en anderzijds de ontwikkelingen van de welzijnspraktijk met de rol van de alsmaar invloedrijker wordende marktwerking daarbinnen? En wat is daar dan vanuit zorgethisch perspectief over te zeggen? In de afgelopen jaren deed ik een drietal belangrijke ervaringen op: in de 17 jaar dat ik werkzaam was als maatschappelijk werkende merkte ik voortdurend dat tijd en ruimte om een hulpverleningsrelatie aan te gaan met een cliënt binnen zijn sociale context, voorwaarde was voor het verlenen van adequate hulp. Vervolgens merkte ik, dat deze ruimte voortdurend ingeperkt werd door protocollisering en standaardisering van buitenaf. Als reactie daarop zie ik, ten slotte, hulpverleners worstelen met het dilemma, dat zij enerzijds moeten voldoen aan de protocollen en anderzijds willen voldoen aan hun brede taakstelling als maatschappelijk werker die vereist, dat zij hun cliënten bezien en begeleiden als een individu in samenhang met zijn omgeving. Dit brengt me tot de doelstelling van deze thesis, waarin ik via literatuuronderzoek een beschrijving heb willen geven van de aard en de soort van de hulpverleningsrelatie die de opleiding Social Work haar studenten MWD aanleert, om daar vervolgens via een zorgethisch kader op te reflecteren. Vanuit deze zorgethische reflectie wilde ik komen tot a) een bijdrage aan nadere theorievorming over de professionele hulpverleningsrelatie die past bij de taakstelling van de maatschappelijk werker, waarbij ik hoop dat die bijdrage een aantal toekomstige hulpverleners tot steun kan zijn in hun zoektocht naar ruimte voor de hulpverleningsrelatie binnen een steeds meer marktgerichte zorg/welzijnspraktijk. b) aanbevelingen ter aanvulling op het huidige opleidingsaanbod aan studenten. De vraag die centraal stond bij het schrijven van deze thesis was de volgende: "Wat is de aard van de professionele hulpverleningsrelatie zoals die binnen de opleiding Social Work aangeleerd wordt aan studenten MWD, en waar ligt binnen die relatie de verantwoordelijkheid van de hulpverlener voor het tot stand komen van -, en het in stand houden van die relatie?" De antwoorden op de volgende deelvragen dienden als bouwstenen ter beantwoording van die vraagstelling: - Hoe ziet de aangeleerde professionele relatie eruit? 4 Vrij naar: Sahadat, I. en Stoffelen, A. 'Bezetene' behoeft ook hulp. Volkskrant 19 januari 2010, p.17 8 - Op welke theoretische bronnen is deze professionele relatie gebaseerd? - Welke mensbeelden fungeren als basis voor deze professionele relatie? - Wat is er vanuit een zorgethische reflectie te zeggen over deze professionele relatie? - Welke rol kan het gedachtegoed van Hannah Arendt spelen binnen deze zorgethische reflectie? Het is ingewikkeld om duidelijk aan te geven, uit welke bronnen mijn voorstudie heeft bestaan. Ik heb me via de Master ZEB het afgelopen jaar intensief beziggehouden met de vraag naar goede zorg. En de literatuur die ik binnen dat kader gelezen heb, heeft mijn denken gevormd en mijn focus deels bepaald. Nadrukkelijk schrijf ik "deels", want het was niet toevallig dat ik voor deze Master koos. In de afgelopen jaren, waarin ik werkte als hulpverlener en als docente op Avans Hogeschool, en waarin ik filosofie studeerde in Utrecht, hebben vele inspirerende denkers, schrijvers, collega's, cliënten en studenten mij uiteindelijk tot hier gebracht. Ik heb van alle hoofd- en zijwegen het een en ander tot me genomen, en dit heeft geresulteerd in de kern waar het wat mij betreft uiteindelijk om gaat: het belang van de relationele betrekking tussen mensen, als basis van de zorgpraktijk. Deze thesis is geschreven op basis van literatuuronderzoek. De literatuur (primaire literatuur, secundaire literatuur en "grijze"literatuur) die ik gebruikt heb is afkomstig van diverse vindplaatsen. Allereerst heb ik via het aangeboden curriculum van de opleiding onderzocht, welke literatuur gebruikt wordt bij de methodische vorming van studenten in het tweede jaar. Hiermee bereiden zij zich voor op de derdejaarsstage in de beroepspraktijk en het is qua methodiekonderwijs de belangrijkste fase van de opleiding. Voor de achtergronden van het curriculum, dat bepalend is voor de aandachtspunten van de competentieontwikkeling van studenten binnen het competentiegerichte onderwijs, is gekeken naar het beroepsprofiel van het maatschappelijk werk, naar opleidingskwalificaties en beroepscompetenties, en naar de meest recent uitgebrachte studiehandleidingen. Bij het bestuderen van bovenstaande theorie en literatuur had ik voortdurend als doel voor ogen op het spoor te komen van omschrijvingen van de professionele hulpverleningsrelatie, bezien vanuit de bijbehorende theoretische bronnen en mensbeelden, en de verantwoordelijkheden van de hulpverlener hierbinnen. Vervolgens ben ik op zoek gegaan naar een zorgethisch kader van waaruit een reflectie zou kunnen plaatsvinden op de diverse omschreven professionele hulpverleningsrelaties, waardoor die relatie en de daarbinnen gelegen verantwoordelijkheden beter in zicht kwamen. Vanuit de veelheid aan beschikbare literatuur heb ik me bij het vormen van een reflectiekader grotendeels beperkt tot de relationele zorgbetrekking zoals beschreven door Annelies van Heijst in "Menslievende zorg"en door Andries Baart in "Een theorie van presentie." In haar beschouwingen over relationele betrekkingen en over zorgethisch handelen werkt van Heijst haar theorie onder andere verder uit op basis van het gedachtegoed van Hannah Arendt. Ik ben nog steeds, en misschien wel steeds meer onder de indruk van de waarde van de gedachten van Arendt zoals zij die neerschreef tussen 1938 en 1975 en die naar mijn idee niet aan actualiteit ingeboet hebben anno 2010. Dat is de reden waarom ik ook expliciet relateer aan haar theorieën. 9 Hoofdstuk 1 De professionele hulpverleningsrelatie. In dit hoofdstuk wil ik beschrijven, op wat voor manier aspecten van de hulpverleningsrelatie beschreven worden binnen diverse formele documenten en theoretische benaderingen, en hoe die richtinggevend zijn binnen de opleiding maatschappelijk werk en dienstverlening. In paragraaf één beschrijf ik de visie en de missie van maatschappelijk werk, en de daaruit voortvloeiende werkwijze van de professionele maatschappelijk werkende, zoals beschreven binnen het door de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkenden opgestelde beroepsprofiel5. In paragraaf twee onderzoek ik, welke relationele beroepskwalificaties en opleidingscompetenties voortvloeien uit de in paragraaf 1 beschreven visie en werkwijze. In paragraaf drie geef ik weer, hoe dit vervolgens concreet vertaald wordt binnen de methodieklessen van de tweedejaarsstudenten MWD. Studenten maken in dit jaar hoofdzakelijk kennis met drie benaderingen binnen de hulpverlening: de taakgerichte -, de experientieel inter-persoonlijke -, en de systeemgerichte benadering. Ik wil deze benaderingen kort beschrijven, op zoek gaan naar de theoretische bronnen waaruit zij putten, de mensbeelden die erachter verscholen liggen, en de aard van de hulpverleningsrelatie die daarbij past en die studenten aangeleerd wordt. 1.1 De professionele hulpverleningsrelatie bezien vanuit het beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Alvorens te kunnen schrijven over de hulpverleningsrelatie tussen professional en cliënt, acht ik het van belang, te weten vanuit welke missie en taakopvatting die professional werkt. In het beroepsprofiel van de maatschappelijk werker, heeft de NVMW de missie als volgt geformuleerd: "Bevorderen dat mensen in onze samenleving tot hun recht komen, als mens en als burger. Maatschappelijk werkers streven ernaar dat mensen zich in wisselwerking met hun sociale omgeving zo goed mogelijk kunnen ontplooien, naar hun eigen aard, behoeften en opvattingen en dat ze rekening houden met anderen met wie zij samenleven."6 Deze formulering is niet neutraal, in die zin dat het altijd gaat om mensen in de context van burgerschap in de samenleving, gebaseerd op een Grondwet waarin de sociale rechten van alle burgers zijn beschreven. De consequentie hiervan wordt als volgt beschreven: "Maatschappelijk werk richt zich zowel op individuen als op hun sociale omgeving en de brede maatschappelijke context waarin hun leven zich afspeelt. Doordat maatschappelijk werkers zich richten op alle drie niveaus van functioneren van mensen (individu, sociale omgeving en samenleving) leveren ze een bijdrage aan 'sociaal beleid van geval tot geval', maar ook aan het beter functioneren van sociale verbanden en van de samenleving als geheel, en daarmee aan het optimaliseren van het beleid zelf. Maatschappelijk werkers zijn bij uitstek deskundig als het gaat om problematische interacties tussen persoon en omgeving, waarbij diverse factoren meespelen: cognitieve, affectieve, relationele, historische en culturele. Zij zetten zich in voor verbetering van deze interacties, zodanig dat de handelingscompetenties 5 NVMW (2006). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht: NVMW. 6 idem, p. 10 10
Description: