De interviews van Stichting Film en Wetenschap een collectie-overzicht Mieke Lauwers SFW-werkuitgave no.11 Stichting Film en Wetenschap - Audiovisueel Archief Zeeburgerkade 8, 1019 HA Amsterdam tel. (020) 665 29 66 / fax. (020) 665 90 86 © SFW – 1996 I INHOUDSOPGAVE Verantwoording II Van Mussert tot mediageschiedenis Vier decennia interviewcollectie in vogelvlucht IV Inventarisatie 1 Nagekomen 102 Lijst van geïnterviewden 104 Lijst van interviewers 114 Onderwerpsregister 116 I VERANTWOORDING Voor u ligt de complete inventarisatie van de interviewcollecties van Stichting Film en Weten- schap (SFW). Zij verschijnt als een onderdeel van het meerjarige Interview-onderzoeksproject van de stichting. Dat project is in 1994 van start is gegaan en moet uitmonden in conclusies omtrent de historische waarde van het bij de instelling aanwezige interviewmateriaal en in aanbevelingen over de rol die SFW zou kunnen spelen bij een meer structurele inventarisatie en gecoördineerd beheer van de mondelinge historische documentatie in Nederland. In 1995 verscheen in de serie SFW-werkuitgaven (no.8) reeds een inventarisatie van de eerste tien jaar van de collectie, zij het dat toen de keuze was gemaakt om dat gedeelte per document te beschrijven. Ditmaal zijn àlle interviews opgenomen, waarbij de beschrijvingen op collectieniveau zijn gemaakt. De onderhavige werkuitgave heeft dus een geheel ander karakter dan de audiografische no.8 en is derhalve niet te beschouwen als een direct vervolg daarop. De interviewcollectie is gestart in 1962 bij het Historisch Geluidsarchief van de Rijk- universiteit Utrecht (RUU). In 1970 werd dit in zijn geheel aan SFW overgedragen en hier is de collectie verder uitgebouwd. Eind 1996 bevat zij ruim 1100 interviews, die met meer dan 1050 personen in zo'n 1500 uur zijn afgenomen. In de inleiding wordt in grote lijnen de geschiedenis van de collectie bekeken. Voor de duidelijkheid: we spreken hier uitsluitend over 'ruwe' inter- views, basismateriaal waarin niet gesneden is. Gemonteerde interviews, gemaakt voor bijvoor- beeld radio- of televisieprogramma's, waarvan in het SFW-archief eveneens een grote hoeveelheid aanwezig is, vallen dus buiten dit bestek. Onder een collectie wordt verstaan een geheel aan interviews of interviewreeksen, ingebracht door één depotgever. Deze geeft ook zijn of haar naam aan de collectie, een gebruike- lijke procedure in archieven. Zo'n collectie wordt als een hoofdcollectie beschouwd. Een depotgever kan echter op meerdere momenten interviews of interviewseries met verschillende onderwerpen in beheer hebben gegeven. Zo bracht bijvoorbeeld de documentairemaker Philo Bregstein in 1975 de ruwe interviews voor zijn film JOODS AMSTERDAM en in 1977 het materiaal voor zijn televisieproduktie over de cineast Jean Rouch. En dat zijn nog maar twee van de zeven interviewseries die hij deponeerde. Al die duidelijk te onderscheiden onderwerpen van die ene depotgever zijn als subcollecties aan te merken. Deze nu zijn in de precies honderd aparte lemmata van de hiernavolgende inventarisatie beschreven. De hoofdcollecties zijn gerangschikt op alfabetische volgorde van de namen van de depotgevers. Het zijn er 54 in getal. De subcollecties hierbinnen zijn direct achter elkaar geplaatst op onderwerpsnaam, gescheiden door een ononderbroken lijn. Elke nieuwe collectienaam begint op een nieuwe pagina. Overigens is per (sub)collectie bij SFW een dossier met aanvullende informatie gevormd. Elk lemma is volgens een vast stramien opgebouwd, waarbinnen veertien categorieën zijn onderscheiden. Tussen een aantal ervan is door middel van een witregel een fysieke scheiding aangebracht om de verschillende typen informatie overzichtelijk te maken: de namen van de geïnterviewden en de onderwerpen waarover zij spreken, produktietechnische gegevens, informatie betreffende de toegankelijkheid en contextuele gegevens. De categorieën spreken in principe voor zichzelf. De lengte van de interviews was niet altijd precies te bepalen. Een beperkte afwijking van de reële tijdsduur is dus mogelijk. In de categorie 'soort interview' wordt het onderscheid aangegeven tussen interviews die met een wetenschappelijk en met een journalistiek doel zijn gemaakt. Slechts in twee gevallen bestond onduidelijkheid over het precieze oogmerk van de interviewers. Omdat het hier echter met zekerheid geen wetenschappelijke inter- views betrof, zijn zij als journalistiek aangemerkt. Het gaat om de interviews van cineast Piet van der Ham met zijn collega Otto van Neyenhoff en om de vraaggesprekken die Leo van Rhenen hield over het leven in Utrecht tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als de toegang tot bepaalde 1 interviews beperkt is dan gebeurde dat altijd op verzoek van de depotgever. In principe is dit het geval als deze nog bezig is met een promotie-onderzoek en het materiaal afschermt tot een dissertatie is geschreven. Er kunnen echter ook andere redenen zijn, waarbij de depotgever de beperking veelal contractueel heeft laten vastleggen. In de categorie Opmerkingen is contextuele informatie verwerkt. Deze bevat ten minste het concrete doel waarvoor de interviews zijn afgenomen. Andere gegevens kunnen specifieke interviewomstandigheden betreffen of bijzonder- heden omtrent het onderwerp. Waar mogelijk is biografische informatie opgenomen over de geïnterviewde personen. Overigens zijn de lemmata die eerder in SFW-Werkuitgave no.8 waren opgenomen ook in de onderhavige uitgave verwerkt. Voor de inhoudelijke en biografische uitwerkingen hiervan in de categorie Opmerkingen wordt echter naar voornoemde uitgave verwe- zen. De werkuitgaven van SFW zijn een neerslag van lopend onderzoek. Er bestaat dus altijd de kans dat de onderzoeker door de ontwikkelingen wordt ingehaald op het moment dat de resultaten goed en wel op tafel liggen. Dat is nu ook gebeurd. Na redactie kwamen nieuwe interviewcollecties bij SFW binnen. In één geval betrof het een belangrijke aanvulling op een al be- staande collectie. Zij is apart in het onderdeel Nagekomen opgenomen. De contextinformatie moest echter noodzakelijkerwijze zeer summier blijven. Tot slot zijn in deze uitgave drie indexen opgenomen: een lijst van interviewers, een lijst van geïnterviewden en een onderwerpsregister. Rest mij enkele mensen te noemen die een bijdrage leverden aan de voorbereidingen van deze uitgave. Gezien het vele onderzoekswerk dat verricht moest worden, was de hulp van onze eigen bibliotheekmedewerkster Joke Vriezekolk van grote waarde. Hetzelfde geldt voor de medewerksters van de IISG-bibliotheek, waarvan ik Willeke Tijssen met name wil noemen. Daarnaast waren verscheidene depotgevers zo vriendelijk om aanvullende informatie over hun collecties en/of over de door hen geïnterviewde personen te verstrekken. Ten slotte waren binnen SFW Bert Hogenkamp, Fred de Kok en Piet van Wijk op verschillende momenten bij de tot- standkoming van de uitgave betrokken. Hen allen komt dank toe. Mieke Lauwers Amsterdam, december 1996 I 1 Van Mussert tot mediageschiedenis. Vier decennia interviewcollectie in vogelvlucht De interviewcollectie van Stichting Film en Wetenschap (SFW) is bijna 35 jaar oud. Zij ontstond in 1962 als onderdeel van het Historisch Geluidsarchief van het Instituut voor Geschiedenis van de Rijks Universiteit Utrecht (RUU). De geschiedenis van het toenmalige universitaire geluids- archief is direct verbonden met die van SFW omdat het in 1970 in zijn geheel, inclusief medewer- kers, in de toen eveneens in Utrecht zetelende stichting werd geïncorporeerd. Samen met de gelijktijdig opgenomen erfenis van de Stichting Beeld- en Klankdocumentatie1 vormde het hier de nieuwe afdeling Documentatie. Deze legde op haar beurt weer de basis voor de ontwikkeling van een compleet audiovisueel archief en voor de verdere groei van de interviewcollectie die tot op de dag van vandaag voortduurt. Zij bevat nu zo'n 1100 interviews. We bekijken haar geschiedenis in vogelvlucht.2 In de ontwikkeling van de interviewcollectie vallen vier stadia te onderscheiden, die min of meer parallel lopen met de vier onderscheiden decennia waarin haar bestaan zich afspeelt. Het eerste stadium wordt afgebakend door de periode dat de collectie in de jaren zestig aan de RUU werd opgebouwd. Het uitgangspunt voor de initiator van het Historisch Geluidsarchief in 1961, de hoogleraar Nieuwste Geschiedenis C.D.J. Brandt, was de vestiging van een archief van opnamen Gesproken Woord als een nieuwe bron voor de beoefening van de moderne politieke, culturele en sociaal-economische geschiedenis. Brandts voormalige student-assistent Schuursma, die voor de uitvoering van het idee was aangetrokken, zorgde in korte tijd voor de verwerving van tastbaar archiefmateriaal.3 Het eerste resultaat was het 16.000 (78-toeren) grammofoonplaten en 2000 geluidsbanden tellende archief Gesproken Woord van de Nederlandse Radio Unie (NRU). Daarnaast startte hij zelf een zorgvuldig geplande interviewcollectie. De onderwerpen hiervan sloten direct aan bij de zich in die jaren zestig onder historici ontwikkelende belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog, inclusief de aanloop en de directe gevolgen ervan. Dit resulteerde onder meer in verscheidene interviews met aanhangers van fascistische en nationaal-socialistische bewegingen in Nederland, zoals Jan Bouwman, Wouter Lutkie, Ernst Voorhoeve, Jan Teunissen en F.W. Wessels. Maar ook werd de Oostenrijkse nazi-speurder Simon Wiesenthal naar de problemen bij zijn onderzoekingen gevraagd en mensen als Hilda Verwey-Jonker en G.B.J. Hiltermann naar de beweegredenen voor hun opstelling in de discussie over de mogelijke annexatie van Duitse gebiedsdelen door Nederland direct na de oorlog. Dat het aantal interviews dat in deze periode in het geluidsarchief werd opgenomen nog gering was, had voor een groot deel te maken met de toen nog relatieve onbekendheid in Nederland met het fenomeen mondelinge ge- schiedschrijving of oral history, zoals het later genoemd zou worden. Het was een pionierstijd. Schuursma nam dan ook het gros van de vraaggesprekken zelf af, al dan niet in samenwerking met collega's en studenten van het Utrechtse geschiedenisinstituut. Aan ruim driekwart van de inter- views die in die jaren in het archief terechtkwamen, had hij direct deelgenomen. Zijn belangrijkste doel was de vorming van een verzameling contemporaine getuigenissen voor later historisch onderzoek. Het zal daarom geen verwondering wekken dat bij het in deze inventarisatie gemaakte onderscheid tussen interviews met een wetenschappelijk en een journalistiek doel de verhouding tussen die twee in deze periode ruim in het voordeel van de eerste uitvalt. Van de twintig verschillende onderwerpen - als subcollecties aangeduid - waren er achttien vanuit een weten- schappelijke achtergrond benaderd. I 1 De verhouding wetenschap en journalistiek als einddoel voor interviews zou in het volgende decennium dramatisch veranderen. En niet alleen dat. Weliswaar bleven in de tweede fase die de interviewcollectie doormaakte de uitgangspunten die Brandt ooit geformuleerd had in principe bestaan maar de uitwerking kende een aantal belangrijke accentverschuivingen. Inmiddels was het geluidsarchief onderdeel van SFW geworden en Schuursma vervulde hier nu de rol van hoofd van de afdeling Documentatie. Al snel kwam er een einde aan door het archief zelf geïnitieerde interviews. Daarentegen steeg het aantal dat van buitenaf werd gedeponeerd enorm. De ruim vijftig vraaggesprekken binnen de twintig (sub)collecties uit het eerste decennium werden in de jaren zeventig aangevuld met een kleine vierhonderd interviews verdeeld over 35 onderwerpen. Een belangrijke reden hiervoor was het doordringen in Nederland van de waarde van het verzamelen van mondelinge getuigenissen als bron voor de geschiedschrijving. Het begrip oral history deed nu ook opgang. Deze ontwikkeling was, net als in Engeland, recht evenredig aan de sterk toegenomen belangstelling voor de geschiedenis van de 'gewone man', niet in de laatste plaats onder invloed van de democratiseringsbeweging in dit tijdsgewricht. En de ervaringen van gewone mensen waren nu eenmaal nauwelijks schriftelijk overgeleverd. Die veranderde invalshoek kwam niet alleen tot uiting in de wetenschappelijke bestudering van het verleden, met name in de sociale geschiedenis, maar eveneens in het journalistieke onderzoek. Het meest opvallende in de ontwikkeling van de collectie in deze periode was de verwerving van het ruwe interviewmateriaal van een groot aantal televisiedocumentaires. De onderwerpen betroffen in hoofdzaak de geschiedenis van de arbeidersbeweging en wederom de Tweede Wereldoorlog. SFW beheert daarom nu de basisinterviews die werden gemaakt voor EEN BOTERHAM MET TEVRE- DENHEID (Abram de Swaan, 1971), VOORWAARTS EN NIET VERGETEN (Hedda van Gennep, 1977), PORTRET VAN ANTON ADRIAAN MUSSERT (Paul Verhoeven, 1968), VASTBERADEN, MAAR SOEPEL EN MET MATE... (Henk Hofland, Hans Keller, Hans Verhagen, 1974) en GESCHIE- DENIS VAN EEN PLEK (Armando, Hans Verhagen, 1978), om maar enkele voorbeelden te noemen. De eindprodukten waren monumenten uit de historie van de audiovisuele geschiedschrijving, waar met name de VPRO en de VARA het patent op leken te hebben. De jaren zeventig bleken in kwantitatief en kwalitatief opzicht een ware speeltuin voor de documentairemakers, wat Chris Vos in zijn proefschrift Televisie en bezetting bracht tot de kwalificatie van dit decennium als de 'Gouden Eeuw' van de historische documentaire.4 Oral history was een belangrijk instrument voor de documentairemakers geworden. Doordat de methode de mogelijkheid bood om allerlei soorten mensen hun verhaal te laten vertellen, kon de geschiedenis worden 'gepersonaliseerd', zoals Vos het noemt.5 De interviews waren op aparte geluidstapes opgenomen, wat het ge- makkelijk maakte om ze in een archief onder te brengen. En bewust als zij zich waren van de historische waarde van het materiaal deden de documentaristen dat ook graag. Per documentaire was een groot aantal interviews afgenomen. Dit correspondeerde met de behoefte van de cineasten om een 'integrale geschiedschrijving' in hun produkties neer te zetten.6 Het verklaart tevens de grote vlucht die de interviewcollectie bij SFW in deze periode nam. Meer dan de helft van de interviews kwam uit de journalistieke hoek. Een verhouding die nooit meer gehaald zou worden. Zo bijzonder, want zo uitgesproken, als de jaren zeventig voor de interviewcollectie waren geweest, zo diffuus waren de jaren tachtig. Niet omdat er nu zoveel minder materiaal werd gedeponeerd. Bij de vierhonderd interviews in het decennium daarvoor staken de 350, verdeeld over 27 onderwerpen, van de jaren tachtig nauwelijks negatief af. Sterker, in tijd gemeten kwam er zelfs meer binnen: zo'n 550 uur tegen de vierhonderd van de jaren zeventig. Enerzijds had dit te I 1 maken met de opnieuw veranderde verhouding tussen wetenschappelijke en journalistieke interviews. Tweederde van de (sub)collecties viel nu weer in de eerste categorie. En wetenschappers blijken gemiddeld aanzienlijk langere interviews te maken dan bijvoorbeeld documentairemakers. Daarnaast wordt het beeld enigszins vertekend door de collectie met een grote hoeveelheid interviews die de historica Nanda van der Zee afnam voor haar biografie van Jacques Presser. Meer dan 200 uur sprak zij met ruim 125 personen om het leven van de bekende historicus en schrijver in beeld te krijgen; een collectie die overigens voorlopig niet toegankelijk is. Over het algemeen echter waren de onderscheiden collecties uit deze periode veel beperkter van omvang en vooral ook naar onderwerp zeer verdeeld. Een grote lijn is moeilijk te herkennen. Wel kwamen naast kleine aanvullingen op het thema van de Tweede Wereldoorlog en dat van de arbeidersbeweging enkele nieuwe items aan de orde. Zo deponeerde de socioloog Bremer de interviews die hij voor zijn dissertatie over het naoorlogse jeugdbeleid in Nederland hield. En parallel aan de actualiteit van de kraakbeweging hadden enkele Groningse geschiedenisstudenten een reeks interviews afgenomen met representanten van deze beweging in hun stad. Het meest opvallende echter was de zichtbaar toegenomen belangstelling voor de geschiedenis van voormalige Nederlandse kolonieën en/of de houding van de Nederlandse politiek hiertegenover. De historicus Jan Bank vroeg in het kader van zijn promotieonderzoek KVP- politici naar het beleid van hun partij in de Indonesiëkwestie van de jaren veertig en geschiedenis- student Van der Vusse deed voor zijn doctoraalscriptie hetzelfde met PvdA-politici. Leo Kaan interviewde, eveneens voor een doctoraalscriptie, ARP-politici over hun Nieuw-Guineabeleid begin jaren zestig. En het interviewmateriaal van een van de weinige televisieprodukties dat nog werd verworven betrof de documentaire ONS INDIË VOOR DE INDONESIËRS van Jan Bosdriesz en Gerard Soeteman uit 1983. In de jaren tachtig was met het interview dat Ernst Radius hield met de (katholieke) filmcriticus Bob Bertina nog een nieuw thema aan de orde gekomen dat in het laatste hier te behandelen decennium pas goed zou worden uitgewerkt: de jaren negentig stonden voor een belangrijk deel in het teken van de mediageschiedenis. Inmiddels was na een grondige reorganisatie van de Utrechtse SFW de archiefpoot als zelfstandige instelling naar Amsterdam verhuisd. Nieuw élan en steeds inniger connecties met de sinds de jaren tachtig stevig gewortelde film- en televisiewetenschap aan de Nederlandse universiteiten stimuleerden ook het onderzoek van de mediageschiedenis binnen de stichting. Van de achttien (sub)collecties die in deze periode te onderscheiden zijn, valt de helft in deze categorie. Zo kwam de televisiejournalistiek van de jaren zestig bij Mirjam Prenger aan de orde en de ontwikkeling van de Nederlandse filmkritiek en de Nederlandse filmindustrie ten tijde van de Tweede Wereldoorlog in de collectie van Egbert Barten. De fotografie kwam aan bod in het interview van Herman Selier met ANP-fotograaf Gé van der Werff. Voor het eerst in jaren werden daarnaast vanuit met name de afdeling Research van SFW weer eigen initiatieven ontplooid om interviews af te nemen. Dit leidde in het kader van een welomschreven project onder leiding van Research-coördinator Bert Hogenkamp tot een serie vraaggesprekken met personen die betrokken waren bij de produktie van televisie-uitzendingen voor de Zendtijd voor de Politieke Partijen van de CPN. Voorts werden interviews gehouden met ex-medewerkers van het voormalige filmproduktiebedrijf en -laboratorium Triofilm en met die van Multifilm, met cineast Piet van der Ham en met dominee Overbosch, over diens bemoeienis- sen met het medium film binnen de Nederlandse Hervormde Kerk. En soms leverde het houden van interviews zonder dat er iets voor gedaan hoefde te worden extra materiaal op. Zo deponeer- de Piet van der Ham, naar aanleiding van het gesprek dat met hem werd gehouden, een aantal I 1 interviews die hij reeds in de jaren zeventig met zijn collega-cineast Otto van Neyenhoff, kort voor diens overlijden, had afgenomen. Overigens mag hier een enkele niet-mediahistorische col- lectie uit dit decennium niet onvermeld blijven. De historica Selma Leydesdorff liet tussen 1990 en 1993 haar studenten een grote hoeveelheid interviews afnemen met mensen die de waters- noodramp van 1953 hadden meegemaakt. Met zo'n 180 interviews, tezamen ruim 230 uur beslaand, werd het de grootste collectie die tot nu toe bij SFW werd gedeponeerd. Ten slotte maakte een interview met Rolf Schuursma over zijn bemoeienissen met het geluidsarchief in de jaren zestig en begin zeventig de cirkel voorlopig rond. Voorlopig, want een nieuw fenomeen diende zich de laatste jaren aan. Sinds eind jaren tachtig werden bij SFW verscheidene series zogeheten beeldinterviews gedeponeerd. Ze zijn om een aantal redenen niet in de huidige inventarisatie opgenomen. Lange tijd werden interviews zowel voor wetenschappelijke als journalistieke doeleinden uitsluitend op geluidsband opgenomen. Bij de eerder genoemde voor televisiedocumentaires gefilmde basisinterviews werden beeld en geluid op separate dragers vastgelegd. Terwijl veelal niet duidelijk is of het beeldmateriaal ervan bewaard is gebleven, werden de bij SFW ondergebrachte synchrone geluidstapes vanzelfsprekend als behorend tot de geluidscollectie opgevat. Met de voortge- schreden technische ontwikkelingen echter werden interviews meer en meer op videoband opgenomen, op de uitzendnorm Betacam of anderszins. Een bekend voorbeeld is het wereldwijde interviewproject met overlevenden van de holocaust, dat enkele jaren geleden op initiatief van de Amerikaanse cineast Steven Spielberg werd gestart. Op video zijn beeld en geluid niet meer van elkaar te scheiden. Vandaar dat bij ruwe interviews die op deze wijze zijn vastgelegd de benaming beeldinterviews past. Bij SFW zijn inmiddels meer dan 100 van deze interviews, in zo'n tien (sub)collecties, op naar schatting 250 tot 300 videobanden ondergebracht. Zo deponeerde de gewezen televisiejournalist Hans Jacobs onder meer de in het kader van de door hem opgerichte Stichting Tijdsbeeld gehouden interviewseries over de wederwaardigheden van de Nederlandse koopvaardijvloot tijdens de Tweede Wereldoorlog en over de verwikkelingen rond de mobilisatie van het Nederlandse leger in 1939. Zijn doel was de verhalen van de geïnterviewde personen voor later gebruik door onderzoekers of televisieproducenten vast te leggen. De documentairemakers Frans Glissenaar en Jan Bosdriesz had een directer doel voor ogen gestaan toen zij 53 interviews op 162 Betacambanden naar SFW brachten: zij hadden (een deel van) het materiaal verwerkt in hun televisieproduktie VOORHEEN NEDERLANDS-INDIË (AVRO, 1994-95). Hetzelfde gold voor Jaap Vermeer en de beeldinterviews voor zijn documentaire DE OPTIMISTEN (IKON, 1991), over Indische Nederlanders in Japanse krijgsgevangenschap die in Nagasaki zaten toen daar op 8 augustus 1945 de atoombom viel. Ondanks de voor de hand liggende overeenkomsten tussen de bij de stichting ondergebrachte collectie interviews op geluidsband en de beeldinterviews zijn er echter ook belangrijke verschillen aan te wijzen. De laatste vereisen letterlijk en figuurlijk een andere kijk op het materiaal. De historicus David W. Ellwood wees er al in 1980 op dat de de subjectiviteit van de vertelde verhalen - altijd al een heet hangijzer in de discussies over oral history - in de beeldinterviews anders en veel beter zichtbaar werd dan bij de traditionele dragers van interviewmateriaal het geval kon zijn. In zijn ogen overheersten de visuele aspecten zodanig dat zij in belangrijke mate de aandacht van het vertelde naar de spreker zelf verlegden: 'They high- light personality and convey the full language of individual memory and expression: the gestures, the movements, the way of speaking, the relationship with immediate surroundings.7 Hij hekelde in het begin van die jaren tachtig de koudwatervrees van de beoefenaren van oral history voor het gebruik van de beeldende component van de methode. Vandaag de dag zal dit verwijt nauwelijks I 1 meer gelden. Steeds vaker worden interviews met de videocamera geregistreerd. Een belangrijk argument om dat niet te doen, zijn eenvoudigweg de extra kosten die het met zich meebrengt. Wat echter nog wel geldt is de geringe aandacht die de bijzondere implicaties van beeldinterviews in de reflectie op de oral history methode krijgt. Moet bijvoorbeeld de nadruk in de bestudering ervan niet meer in de richting van de mediageschiedenis opschuiven? Gerichter onderzoek ernaar lijkt geen overbodige luxe. Dat zou tevens de inventarisatie van het materiaal ten goede kunnen komen. Al was het maar de beantwoording van de vraag of en in hoeverre het nuttig is om bepaalde aspecten die het beeld toevoegt aan het verhaal en de context waarin dit tot stand kwam bij de beschrijving in aanmerking te nemen. Deze onduidelijkheden zijn een belangrijke reden geweest om de beeldinterviews hier nog niet op te nemen. In een later stadium zal er apart aandacht aan worden besteed. 35 Jaar interviewcollectie bij SFW heeft een breed spectrum aan soorten interviews en onderwerpen opgeleverd. De intensieve wisselwerking tussen de stichting en de vigerende belangstellingsferen in de wetenschappelijke en journalistieke wereld was een belangrijke motor hiervoor. Dit gold zowel in tijden van relatief veel 'eigen' interviews als in die waarin de acquisitie van buiten de voorrang had. Niettemin zijn er ook thema's die in bepaalde perioden in die buitenwereld in de schijnwerpers stonden maar waarvan in de collectie van SFW nauwelijks de weerslag te vinden is. Een duidelijk voorbeeld is de bijna totale afwezigheid van onderwerpen betreffende de vrouwen- en de homobeweging, die met name in de jaren zeventig in het brandpunt van de belangstelling kwamen te staan. Gek is dit echter niet. Het waren bij uitstek bewegingen die hun bestaansrecht zwaar moesten bevechten en van de weeromstuit op verscheidene (deel)terreinen hun eigen instituties creëerden, waaronder archieven en documenta- tiecentra. Veel interviewmateriaal werd dan ook daar ondergebracht. Bij SFW hadden de verschillende archivarissen die in de loop van de tijd de verwerving van interviews onder hun hoede hadden ook altijd een eigen verantwoordelijkheid. Zij drukten hun stempel op de uitbreiding van de collectie. Maar niet alleen de archivarissen. De recente nadruk op de mediage- schiedenis is het gevolg van het bestaan van de afdeling Research bij de huidige stichting. Deze is er op gericht om met eigen onderzoek de ontwikkelingen in de mediageschiedenis in Nederland te ondersteunen. SFW wordt nu als zelfstandige instelling opgeheven. De voorliggende werkuitgave is de laatste van de stichting. Maar het houdt niet op. De fusie tussen SFW, het Filmarchief van de Rijksvoorlichtingsdienst, het Omroepmuseum en de Stichting AVAC, om te komen tot het Nationaal Audiovisueel Archief, zal nieuwe mogelijkheden brengen. Meer interviews van de andere instellingen zullen de collectie aanvullen. En het geplande Mediaresearchcentrum binnen de nieuwe constellatie zal de publikaties voortzetten, zij het natuurlijk onder een andere naam. Werkuitgaven zijn de neerslag van lopend onderzoek. Veel zal nog volgen. I 1 J.Th.M. BANK Indonesiëpolitiek Geïnterviewde(n): Drs. J.M. Aarden, jhr. mr. M. van der Goes van Naters, mr. Th.M.J. de Graaf Aantal personen: 3 Onderwerp: Indonesiëbeleid, KVP, PvdA Interviewer: Jan Bank Aantal interviews: 3 Lengte: 5 uur Produktiedatum: oktober 1976 Soort interview: wetenschappelijk Drager: 2 geluidsbanden Aanbieder: J.Th.M. Bank Status: in beheer Toegankelijkheid: t.b.v. onderzoek Transcriptie: geen Opmerkingen: De interviews zijn gehouden ten behoeve van de dissertatie van J. Bank, Katholieken en de Indonesische Revolutie, Baarn: Ambo, 1983. Zij behandelen het Indonesiëbeleid van de Nederlandse regering en in het bijzonder de houding van de KVP in deze. Met de toenmalige fractieleider van de PvdA Van der Goes van Naters wordt gesproken over de verhouding tussen de PvdA- en de KVP-fractie inzake de Indonesische kwestie. De Graaf, Indone- sië-specialist van de KVP-fractie eind jaren veertig, wordt gevraagd naar de ontwikkeling van het Indonesië-standpunt binnen de fractie. Met Van Aarden, secretaris van het Centrum voor Staatkundige Vorming in de onderhavige periode, spreekt Bank onder meer over de verhouding van dit wetenschappelijk instituut van de KVP tot partijtop en fractie en over het Indonesiëbeleid van de fractie en de invloed daarvan op de partij. I
Description: