e omgeving van Marion wordt onophoudelijk met verbijstering geslagen door de daden van een zonderling wezen, half mens, half dier. Chimpa verspreidt dodelijke schrik. Gaat het hier om een mens, die in de kloven van een grillig rotsgebergte in Kentucky een wild Tarzanleven voert? Is het een misdadiger die geniet van zijn bestiale optreden? Of een waanzinnige, die niet weet wat hij op deze aarde uitvoert? Maar niet Chimpa alleen maakt het de sheiiff van Marion moeilijk. Daar zijn nog ettelijke duistere figuren, die hun gevaarlijke netten spannen om argeloze reizigers en een eenzame rijke farmer te vangen. Een van hen heet David, een zielig klein kereltje, maar met een paar handen, die zo razend snel naar de Colts kunnen grijpen, dat niemand om dat kereltje durft te lachen. Zijn boezemvriend is Goliath, de brute kolos, een vechtersbaas, die het met de blote vuist opknapt… zolang hij dat tenminste veilig acht. Naast deze twee staat de aalgladde Butler, voorman van een grote ranch, die zijn ogen op het bezit van zijn baas heeft geslagen en op zeldzaam sluwe wijze de dochter van de farmer bij de uitvoering van zijn plannen weet in te schakelen.
Het spreekt haast vanzelf, dat de vuisten van Conny Coll nog net iets sterker zijn dan die van de bandieten. Maar hoe is het met Chimpa? Voor de eerste maal in zijn loopbaan wijkt de G-man van zijn grondregel af en toont, dat hij niet de genadeloze killer is, maar wel degelijk kerels met karakter weet te waarderen en een laatste kans wil geven.